Selecteer een pagina
Een boot vol overschot

Een boot vol overschot

Een boot vol overschotDe volgende ochtend na het ontbijt vinden de grote decorchangementen en acteurswissels weer plaats. Belle en ik worden – met onze volledige bagage die we inderdaad beter in de Caballos hadden kunnen achterlaten – opgehaald door een wat kleiner bootje dat ons naar het eiland van de vorige dag brengt. Waar het prachtige uitzicht steevast wordt ontnomen door erospastisch poserende Aziatische dames. Voor een moment zijn we bang dat we hetzelfde dagprogramma voorgeschoteld krijgen als gisteren, maar dan in omgekeerde volgorde. Het valt mee. Ons wordt verteld buiten de poort te wachten op de dingen die gaan gebeuren (ook een oud programma op Radio 1. Bizarre naam voor een actualiteitenprogramma: ‘dingen die gebeuren’. Tja, dat is onvermijdelijk natuurlijk. Er gebeuren altijd ‘dingen die gebeuren’ en als ze niet gebeuren, zijn het ‘andere dingen die gebeuren’.

Uiteindelijk worden we opgehaald door de grote, dikke Vietnamees die ik meen te herkennen als de kapitein van onze vorige boot. Hij neemt ons mee naar een andere boot zonder passagiersslaapplaatsen waar ons een nieuwe groep acteurs wacht voor het volgende bedrijf.
Vreemd genoeg bevindt ook onze schoonzuster Angelique zich in dit gezelschap. Maar die zit toch samen met haar man Stefan in China, op bezoek bij hun dochter Eva die daar stageloopt? Ik snap er helemaal niks van. Zeker niet omdat Stefan en Eva er niet bij zijn, maar wel een ons volkomen onbekende kerel. Hij lijkt wel Pools of zoiets. Het is ook een beetje een suffe kerel. Doet aan geen enkele excursie mee. Nou zijn die excursies ook niet echt bijster interessant, maar je kunt voor de vorm toch gewoon meedoen? Kom op zeg. Kom je helemaal vanuit Polen, loop je hier een Nederlandse vrouw tegen het lijf die zich heel actief opstelt; blijf je iedere keer heel zielig achter op de boot: ‘Nee, ik heb geen zin’, ‘ga jij maar, ik vermaak me wel’. Het enige wat hij doet, is Angelique lachend uitzwaaien alsof hij blij is dat ze weg is – zo lang kennen ze elkaar toch niet? – en begroet haar ook weer vrolijk lachend als ze terugkomt. ‘Wat een kaskedie’ zou mijn oma zeggen. Geen idee of dat een echt woord is, maar volgens mij bedoelde ze daarmee een ongeloofwaardig toneelstukje. En ondertussen doet Angelique alsof ze ons niet meer kent hè. Ze praat zogenaamd ook geen Nederlands meer. Het is allemaal Frans wat de klok slaat: ‘allallee, allallaa, allahopsasa.’ Tjonge, jonge. Het is hetzelfde liedje als met Roy in die tempel in Hanoi (dat rijmt weliswaar, maar dit is geen gedicht): als mensen eenmaal iets bereikt hebben in het buitenland, dan zien ze jou niet meer staan. Geen idee wat ze bereikt heeft, maar ze spreekt inmiddels wel vloeiend Frans. Dat dan weer wel.

Ze heeft er blijkbaar ook wel rekening mee gehouden dat ze ons zou tegenkomen. Want ze weet natuurlijk dat wij in Vietnam zijn. Dus heeft ze zichzelf vermomd. Maar wel zo slecht dat een blinde met één arm haar nog wel zou herkennen. Ze heeft wat plukken haar grijs geverfd en ze is bij de plastische chirurg geweest voor een neusklus. Ik vrees alleen dat die operatie niet helemaal geslaagd is. Zou ik ook wel tegen haar gezegd hebben als ze nog Nederlands sprak. Maar ja, het is allemaal Frans wat de klok slaat. En dat is nu eenmaal niet mijn sterkste karaktertrek.
Het verwarrende is ook dat we wel voortdurend vlogs van Eva uit China ontvangen met Stefan en Angelique in de hoofdrol. En daar lijkt ze nog wel Nederlands te kunnen spreken en ziet ze er normaal uit. Ik snap niet precies hoe het allemaal in elkaar steekt. Is dit wellicht een of ander duister complot? Maar van wie dan en tegen wie? Of moet ik wellicht toch maar een paar dagen wat rustiger aan doen met de rijstwijn? Ik besluit de hele situatie verder maar zoveel mogelijk te negeren.

Het eerste doel van deze dag is een steiger met kajaks. Dat klinkt ons als fervente zeekajakkers niet verkeerd in de oren. Maar dat blijkt in de praktijk enorm … eh … anders dan wij gewend zijn en gedacht hadden. Aan een houten steiger liggen zo’n vijftig tot vijfenzeventig stokoude en ontelbare keren opgeknapte kajaks. Type: gaan niet om al ploft er een blauwe vinvis op één van de ‘boorden’ (da’s zeemanstaal voor ‘zijkanten’). Verder ligt de zee van Ha Longbaai er zo strak als een biljartlaken bij. En als we dan ook nog eens de beperking krijgen opgelegd dat we niet verder mogen dan ‘dat witte strandje daar aan de overkant en die grot daar achter de viskwekerij’, zakt de animo bijna helemaal weg. Maar goed, we zijn hier nu toch en hebben niet bepaald iets anders te doen, dus ‘laten we maar een stukske gaan varen’.

Om de hele ‘operatie’ voor onszelf toch nog een beetje interessant te houden laten we de aangegeven vaargrenzen ‘varen’ en trekken ons eigen plan. Na de grot achter de viskwekerij varen we een stuk de ‘open zee’ op. Voor zover je in een baai van ‘open zee’ kunt spreken natuurlijk. We peddelen rondom zo’n uit de zee oprijzende ‘kabouter buttplug rots’ heen en maken een oversteek naar de overzijde. Veel spannender wordt het vandaag niet, dus peddelen we terug naar onze boot.

Ook alle andere mensen blijken afkomstig van een andere boot. We hebben allemaal een trip geboekt met twee overnachtingen. Om toch een gevarieerd programma te kunnen bieden -blijkbaar zijn de Vietnamese reisagenten meer op één overnachting gericht -, hebben ze een systeem bedacht met verschillende boottransfers. We zitten op een boot vol overschot.
We hebben die twee nachten geboekt omdat ik overal gelezen heb dat Ha Longbaai zo interessant is dat je minimaal twee nachten (= drie dagen!) nodig hebt om al dat fraais tot je te nemen. Dat klopt zeker uit geologisch oogpunt. Het is niet voor niets dat het grootste deel van Ha Longbaai door UNESCO tot werelderfgoed is verklaard. Maar als je net als ik geologisch wat minder goed bent onderlegd, volstaat één nacht volgens mij ook wel. Daar staat tegenover dat het helemaal niet vervelend is om jezelf drie dagen onder te dompelen in een uniek nautisch sprookje. Bovendien – ik merkte het al eerder op in Sapa – werkt dat voortdurend wisselen van decor en acteurs enorm verslavend.

We maken kennis met een gepensioneerd Duits echtpaar, dat ik aanvankelijk voor twee Texanen verslijt. Ja, op mijn intuïtie kun je bouwen. De man heeft een neef in Thailand waar hij onbeperkt welkom is en waar hij en zijn vrouw ook nagenoeg onbeperkt gebruik van maken. Als thuisbasis voor hun verdere zwerftochten door Azië, wel te verstaan. Ze komen net uit een gebied in noord Laos dat veel op de regio rond Sapa lijkt, maar veel minder toeristisch is. Er komen echter wel veel bergbeklimmers en dat lijken mij toch ook toeristen. Ze hebben zich vooral verwonderd over de vele kloosters in het gebied en de monniken die vroeg de straat op gaan om hun kostje bij elkaar te bedelen. Zij zijn de eerste ouderen die ook een soort van seriereisgedrag vertonen als de jeugd, maar ze lijken me duidelijk beter geïnformeerd. Ze hebben een idee waar ze vandaan komen en waar ze naar toe gaan.

Voor de lunch worden wij aan tafel ingedeeld bij twee van die typisch mooie, Braziliaanse mensen die verder absoluut niet voldoen aan het cliché van de Brazilianen als gepassioneerde volk. Ze zijn eerder teruggetrokken en gereserveerd. Vooral zij, al krijg ik later het idee dat ze de Engelse taal gewoon niet beheerst. Ik wil me aanvankelijk vergrijpen aan een schaal kipkluifjes, maar die blijkt speciaal door haar te zijn bestemd omdat ze ‘ergens’ allergisch voor is. Ook hier verschijnt weer een houten stellage op tafel met daarin een monsterlijke vis gehangen. Ik houd me er verre van, net als die twee Brazilianen trouwens. Belle kan haar geluk niet op, al vindt ze dit exemplaar duidelijk minder sappig dan dat van gisteren. Ik beperk me tot de lekkerbekjes en de kippeboutjes die wél voor mij bestemd blijken.

De twee – ze zijn zo nietszeggend dat ik ze voor de verandering niet eens met iets of iemand anders associeer – zijn slechts voor een paar dagen in Vietnam. Ze zijn op weg naar Thailand, naar een opvangcentrum voor mishandelde olifanten. Interessant. Ik probeer natuurlijk antwoord te krijgen op de vraag waarom iemand helemaal vanuit Brazilië naar Thailand reist om mishandelde olifanten te zien. Ze zullen in Brazilië toch ook wel opvangcentra hebben voor mishandelde diersoorten. Geen olifanten natuurlijk, maar andere dieren. Geen idee wat er zoal in Brazilië leeft, maar als het leeft kan het mishandeld worden en als het mishandeld wordt, kun je het in een opvangcentrum onderbrengen. Of moet zo’n dier dan ook een bepaalde sexappeal hebben? Ik bedoel een opvangcentrum voor mishandelde muskusratten zal niet veel volk trekken. Ik weet het niet en het enige wat hij weet uit te brengen, is dat hij olifanten zo’n leuke dieren vindt. Zij zegt nog steeds niks, ja ze spreekt wel, maar heel zachtjes en in het Braziliaans. En ik ben doof en versta noch spreek Braziliaans. Wij hebben duidelijk geen klik.

Lees verder: In het walhalla van Snuf en Snuitje