Selecteer een pagina
Een wilde achtervolging dwars door Sapa

Een wilde achtervolging dwars door Sapa

Een wilde achtervolging dwars door SapaNa een korte maar heftige dollemansrit door de bergen, arriveren we in Sapa waar het verkeer muurvast zit. Geen idee wat er aan de hand is, maar we vorderen als een manke slak die afremt voor de bocht. Na de angst voor de ravijndieptes waaraan we voorbij zijn gescheerd, zijn er nu de zorgen over de vraag of ze ons wel gaan afzetten bij het Sapa View Hotel – waar onze grote rugzakken hopelijk nog staan – óf bij het busstation waar we in eerste instantie terechtkwamen. Afghanistan, zeg maar. Zoals gewoonlijk is er niets aan de hand.

De zwaar behaarde Fransen lossen min of meer op in het hotel, wij halen onze grote rugzakken op en leggen deze in de lobby. Hier vernemen wij van een man in een strak gestreken, spierwit – het doet pijn aan de ogen – overhemd dat we om 15.30 uur door een taxi naar de bus worden gebracht.
Mooie gelegenheid om in Sapa een flesje spiritualiën en wat voer te scoren. Het wordt uiteindelijk een vijf liter jerrycan rijstwijn en wat koekjes. Dat moest voldoende zijn voor onze reis. De koekjes zijn niet te vreten, maar de rijstwijn gaat erin als … nou ja … ik kan allerlei vunzige vergelijkingen met de katholieke kerk bedenken … maar dat doe ik niet … dus zeg ik heel banaal … als koek … maar dan niet de koekjes doe we zojuist hebben gekocht. Op de terugweg naar de bus … ik heb inmiddels haast, Belle wat minder … lopen we John en Colette nog tegen het lijf. Was ik Amsterdammer, dan had ik gezegd: ‘wat is de wereld toch klein’, maar als Udenaar weet ik dat de ‘Songlines van de toerist’ over de dezelfde paden lopen.

Het lijkt Belle wel een goed idee om bij een straatstalletje zes gekookte eieren en – als we er toch zijn – twee bamboe kokers met kleefrijst te kopen. Ik zou – met mijn aangeboren haast – genoegen hebben genomen met de ‘niet te vreten koekjes’ in combinatie met de goddelijke rijstwijn, maar Belle heeft ook een stem (laatst vroeg iemand me naar aanleiding van mijn gelul in deze blog hoe Belle de reis eigenlijk ervaart. Ik antwoordde: ‘goed, ze luister al jaren niet naar mijn geouwehoer en deze blog leest ze al helemaal niet. Ze vermaakt zich uitstekend!’).
De vrouw van het stalletje wil een complete toer bouwen, maar ik geef nadrukkelijk aan haast te hebben. Dat komt me overigens op een bevreemde blik te staan. Het begrip ‘haast’ is een (nog?) onbekend fenomeen in Vietnam. Ook Belle is daar absoluut niet gevoelig voor en gaat gemoedereerd op zo’n rood kinderbewaarplaatsstoeltje zitten. Ik op mijn beurt probeer de tijd wat af te remmen door afwisselend op mijn smartphone te kijken en indringend naar de stalletjesvrouw te staren. Een vooraf verloren wedstrijd natuurlijk.

Wat doet dat mens nu? Ze legt de eieren in de hete as van het kampvuurtje. Ik mag toch hopen dat die koleredingen al gekookt zijn. Anders gaat het al helemaal niet werken. En als ze inderdaad al gekookt zijn, heeft het alleen maar zin om ze warm te maken wanneer we ze nu direct opeten. Maar dát is niet de bedoeling, mevrouw! Die verrekte eieren zijn voor in de bus. Wat haalt dat mens zich allemaal in haar hoofd? Denkt die trut soms dat ze een driesterrenrestaurant heeft op de Champs Élysées, of waar die overgewaardeerde vreetschuren ook mogen zitten in Parijs. Denkt ze soms dat ze met terugwerkende kracht de reïncarnatie is van Paul Bocuse? Flikker toch op! We willen zes gekookte eieren en een streept rijst. Je bent Boeddhaverdomme gewoon een straatarme kutvietnamees met een straattoko voor straatvreterij. Wat overigens veel beter te verteren is dan die Franse liflafkeuken. Maar daar heb ik het nu even niet over. Onze taxi gaat over een kwartier, we moeten nog zeker tien minuten lopen, dus ik heb haast. Ik weet niet hoe het komt, maar die Vietnamese streetmasterchef begint me steeds vreemder aan te kijken. Belle ook trouwens. Maar uiteindelijk komt het goed. De streetmasterchef lijkt me niet 100% tevreden met het eindresultaat, maar inmiddels is ze zo ziek van mijn wisselende blik op mijn smartphone en haar handen, dat ze het eten inpakt en met een Boeddhistische zegen aan ons meegeeft. Stelletje westerse kolerelijers met hun haast altijd.
Klokslag 15.30 uur staan we in het zonnetje voor het Sapa View Hotel.

Vervolgens gebeurt er drie kwartier vrijwel niets. Althans er gebeurt wel van alles, maar niet in voorwaartse zin. Vietnamezen vinder het belangrijker dat hetgeen is afgesproken ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dan dat ook gebeurt op het afgesproken moment. Als een bus bijvoorbeeld een bepaalde boeking heeft op een bepaald moment en een bepaalde plek, en die mensen zijn er niet … dan wordt er niet – zoals in Nederland – doorgereden, omdat de bus nu eenmaal aan een bepaald tijdschema is gebonden. Nee, dan wordt eerst nauwkeurig nagegaan waarom die mensen er niet zijn en of ze wellicht toch niet in aantocht zijn. Niet efficiënt natuurlijk, maar wel tof voor de mensen die meestal tóch wel komen en te laat zijn omdat ze op het laatste moment iets moesten regelen met andere mensen die ook weer te laat waren. Het is allemaal geen enkel probleem omdat niemand er een probleem van maakt. Het zit niet in mijn aard, maar ik vind het best wel cool.

Daar staan we dan. In een zonnetje dat we al twee dagen niet hebben gezien. Wanneer we dit weer ook tijdens het wandelen hadden gehad, waren Jeff en Marianne nooit halverwege hun wandeltocht uit Sapa vertrokken.
Inmiddels zie ik steeds meer zwaar bebaarde Fransen uit het Sapa View Hotel naar buiten komen. Zij gaan blijkbaar ook terug naar Hanoi. Zouden we dan allemaal wel in die klotetaxi passen? Ze zijn ook druk in overleg met de man in de strak gestreken, spierwitte – in de felle zon doet het helemaal pijn aan de je ogen – overhemd.
‘Zou die vent ons niet vergeten zijn?’
‘Welke vent?’
‘In dat strak gestreken, spierwitte overhemd?’
‘Ik zie geen man in een strak gestreken, spierwitte overhemd.’
‘Die man van het hotel die daar staat.’
‘Rob, hij wist precies wie we waren. Dat had hij op een briefje staan. Hij wist precies wie we zijn en waar we naar toe gaan. Dat is hij nu plotseling niet vergeten.’
Dat kan allemaal waar zijn, maar als professionele zenuwpees herken ik direct andere mensen die ook niet op hun gemak zijn en hij is daar één van. Hij luistert nauwelijks als de Fransen hem iets vragen, geeft superkorte antwoorden, kijkt om de haverklap de straat in en pakt evenzo vaak zijn smartphone om een verhit gesprek te voeren. Ik herken de tekenen en dit tafereel gaat zo’n tien, vijftien minuten door. Dan zie ik aan zijn lichaamstaal dat hij een kordaat besluit neemt. Hij zegt iets tegen de Fransen en loopt in onze richting:
‘Volg mij.’
Hij loopt met korte, kordate passen weg. Belle en ik lopen snel naar onze grote rugzakken die zij allebei oppakt. Eén in de linkerhand en één in de rechterhand.
‘Geef mij er ook één’, probeer ik nog halfslachtig.
‘Pak jij die twee kleine rugzakken en die plastic zak met eten en de rijstwijn maar. ‘Op deze manier ben ik beter in evenwicht’, zegt ze, waarna ze met ferme passen de man in het strak gestreken, spierwitte overhemd en de zwaar bebaarde Fransen volgt.
‘Kijk, dat waardeer ik nu zo in deze vrouw’, zeg ik tegen mezelf, terwijl ik de twee lichtgewicht rugzakjes en de plastic tas opneem. Alhoewel je die laatste qua gewicht niet moet onderschatten omdat daar die vijf liter rijstwijn in zit.

De man in het strak gestreken, witte overhemd zet er flink de sokken in (hij loopt gewoon op schoenen overigens) terwijl we – over hetzelfde smalle paadje dat we in het begin van onze Sapa trip met Zhi ook hebben gelopen – naar het centrale plein afdalen. Ik vermoed – of hoop liever gezegd – dat het taxibusje daar staat, want het tempo is best wel moordend. Stoertje Belle geeft geen krimp natuurlijk, die sjouwt met het grootst gemak die twee kolossale rugzakken met zich mee. Maar ja, ik loop nu eenmaal niet zo gemakkelijk en langzaam maar zeker geraken we achterop. Gelukkig gaat het vooraan ook niet goed, want ik zie de man in het strak gestreken, spierwitte overhemd steeds nerveuzer rondkijken. Ik neem aan dat hij ons taxibusje zoekt en niet vindt. Inmiddels wordt hij ook de oorzaak duidelijk: het verkeer in Sapa is nog vaster komen te staan dan bij binnenrijden daarstraks. Sapa View Hotel is ongetwijfeld compleet onbereikbaar geworden. Maar wáár is dat verrekte Taxibusje? Het lijkt verdomme wel alsof die man in het strak gestreken, witte overhemd steeds harder gaat lopen, want hij en de zwaar bebaarde Fransen lopen steeds verder op ons uit. De man in het strak gestreken, spierwitte overhemd mag wel uitkijken; straks zitten er allemaal zweetvlekken in z’n strak gestreken, spierwitte overhemd. Ondertussen begint stoertje Belle nu toch ook ‘een krimp’ te vertonen en uiteindelijk stelt ze voor om ieder een grote en een kleine rugzak te nemen. Met het weinige eergevoel dat ik in me heb, stel ik voor:
‘Hier, neem jij die twee kleine rugzakken en de plastic tas maar, dan neem ik die twee grote wel.’
Ze moet echt aan het einde van haar krachten zijn. Anders had ze dit nooit voorgesteld. Zwijgend zet ze de twee grote rugzakken op straat en neemt mij mijn vrachtje uit handen. Nu is het mijn beurt om met die twee kolossen te zeulen. Het is maar goed dat de man het hotel zo’n strak gestreken, spierwit overhemd draagt. Dat maakt hem ook op grote afstanden en in grote druktes herkenbaar. En laat ik vooral ook die gigantische baarden van die Fransen niet vergeten. Dat gewapper draagt is ook een zegen, qua volgbaarheid.

Boeddhaverdomme, dat zal je precies zien. Is het twee dagen lekker koel geweest, moeten we ons nu haasten met al die teringzooi bij ons … is het dertig graden! Ik weet niet hoe het met die gozer in dat strak gestreken, spierwitte overhemd is gesteld, maar ik zweet me helemaal de tyfus. Vraag me nu ook af hoe Belle er in vredesnaam in is geslaagd om die twee teringrugzakken zo ver met zich mee te dragen. Onvoorstelbaar. Niet te tillen, zo zwaar. En waar zijn we nu eigenlijk naar toe onderweg? Dat van die taxi geloof ik niet zo hard meer. Zijn we soms lopend op weg naar het busstation waar we op de heenweg in eerste instantie zijn afgezet? Klein Afghanistan? Ik probeer mij te herinneren hoelang die taxirit ook alweer duurde. Niet zo lang volgens mij, maar ja of je zo’n afstand nu in een auto of te voet met volle bepakking moet afleggen. Ondertussen houd ik een haviksoog op dat kleine spierwitte vlekje en die wapperende baarden, ergens in de verte.
‘Kom, we nemen ieder een grote zak op onze rug en die kleintjes in de hand’, stelt Belle nu heel praktisch voor. Dat gaat tijd kosten natuurlijk. Tijd waarin dat spierwitte vlekje en het wapperende baardhaar zich nog verder van ons gaan verwijderen. Maar ik heb ook de puf niet meer om zo door te gaan. Dus geef ik een grote rugzak af – die Belle op haar rug hijst – en neem een kleine rugzak aan. Heb niet eens de kracht meer om de grote zak op mijn rug te nemen. Ik neem één zak in mijn linkerhand, de andere rechts en wissel af en toe om.
Dan zie ik hoe het spierwitte vlekje en de wapperende baarden een weg naar rechts inslaan en denk: ‘nu zijn we ze echt kwijt.’ Maar dan verschijnt de spierwitte vlek weer en hij lijkt stil te staan. Dankzij onze eigen beweging komt hij dichter en dichterbij totdat we bij hem uitkomen. Ik ben drijf en doornat, maar op zijn strak gestreken, spierwitte overhemd geen spatje. Misschien heeft Belle wel gelijk en zweten Aziatische mensen veel minder dan blanke westerlingen. Ik zal het je nog veel sterker vertellen: die gasten zweten helemaal niet! Bij de man in het strak gestreken spierwitte overhemd aangekomen, wijst hij het straatje in waar zo-even ook de bebaarde Fransen zijn verdwenen en is alle leed geleden: de bus. En na de bekende plichtplegingen – ‘schoenen uit, jullie plaatsen zijn stoelen één en twee rechts vooraan’ (rijrichting) – gaan we op weg.

’s Avonds om tien uur zijn we terug in de hectiek van Hanoi en – hoe vreemd dat ook moge klinken – het voelt een beetje als thuiskomen. Hanoi is een stad met een karakter dat aan je kleeft. Met behulp van de navigatieapp van Belle wandelen – genietend van de sfeer – terug naar het Caballos hotel als we worden aangesproken door een smoezelige Amerikaan in zwaar versleten kleren:
‘Hé man, wat is dat voor shirt dat je aan hebt? Is dat van één van de stammen in de bergen?’
Ik vertrouw hem voor geen Vietnamese dingdong en antwoord hem in de loop:
‘Ja.’
‘Wat is het man? Zwarte Hmong of zoiets’, vraagt hij, met ons meelopend. Bij mij gaan nu alle alarmbellen af. Waarom stelt die sukkel vragen waar hij zelf het antwoord op weet? Dit gaat over iets anders dan mijn kleding. Iets waar ik niets mee te maken wil hebben.
‘Zwarte Hmong ja’, zeg ik mijn pas versnellend. Gelukkig is dat voor hem de que om de scène te verlaten.

Tja, dat is natuurlijk de andere kant van de medaille. Dat deze manier van reizen verslavend kan zijn, is mij – verslavingsgevoelig als ik ben – al duidelijk. Maar hoe goedkoop het leven hier ook is, op een gegeven moment is je geld op en met werken kun je het hier niet verdienen. Dus moet je terug naar huis of je moet andere manieren bedenken om je verblijf te verlengen. Manieren die ten koste gaat van andere mensen, maar junkies doen nu eenmaal alles om in hun kick te voorzien.

In de Caballos worden we weer allerhartelijkst ontvangen door Man, die ‘onze’ kamer op de vijfde verdieping heeft vrijgehouden. En nee, er is geen sprake van dat wij onze bagage zelf naar boven sjouwen. Nou vooruit, we mogen zelf de twee kleine rugzakken en de plastic zak dragen. Nam neemt de twee kolossen voor z’n rekening.
Nadat we hebben gedoucht en een paar stevige rijswijnborrels hebben gedronken, gaan we naar beneden om onze trip naar Ha Longbaai met Man door te spreken. Door de vermoeidheid, de rijstwijn en ons enthousiasme over de Sapa trip zijn Belle en ik een beetje euforisch. Man wordt duidelijk een beetje overrompeld door de golf van emotie waarmee we hem ‘overspoelen’.
‘Nou, jullie zijn in ieder geval twee gasten die ik niet snel zal vergeten.’
Na wat laatste afspraken gaan we terug naar boven, naar bed. Morgenochtend om 09.00 uur staat de bus voor. Nee, niet morgenavond, daar hebben we Man nog speciaal naar gevraagd.

Lees verder: In de baai van de neerdalende draak