Selecteer een pagina
Australisch intermezzo

Australisch intermezzo

Australisch intermezzoAan het begin van de lunch vertelt Alena dat ze veganist is en dat ze het soms moeilijk vindt om zich aan haar principes te houden omdat ze het andere mensen moeilijk maakt. Ook nu weer is er voor haar een speciale schotel bereid. Ze zegt er minder moeite mee te hebben hoe er in Vietnam met slachtdieren wordt omgegaan dan in dan bij ons in het westen. Ze heeft zelfs geen bezwaar tegen om hond te eten. Als je dan toch vlees eet, waarom dan ook geen hond?

Tijdens de wandeling na de lunch loop ik een heel eind op met Menno en Alena. De weg is nu vlak en goed begaanbaar. Ze vertellen over de maanden dat ze in de outback van Australië woonden en op een grote wijnboerderij werkten. Alena in de receptie, Menno bij het onderhoud van het land. We zijn het er al snel over eens dat Australiërs een ruig volk zijn die graag drinken, vechten en over wapens praten.

Menno herinnert zich een voorval waarbij hij met twee Australiërs met de auto onderweg is naar een klus op het landgoed van de wijngaard:
‘Op een gegeven moment stak de man achter in een sigaret op en de voorste man vroeg hem om deze uit te maken. In zijn auto werd niet gerookt. Daar had de achterste schijt aan. Alle ramen stonden open, dus de voorste man kon geen last hebben van een lullig sigaretje. “Niks mee te maken”, zei de voorste man, “in mijn auto wordt niet gerookt. Punt uit.” Dat liep op een gegeven moment zo vreselijk uit de hand dat de man achter het stuur de auto stopzette en de twee mannen buiten vreselijk aan het vechten gingen. Aanvankelijk wist ik niet zo goed wat ik moest doen, maar uiteindelijk heb ik me tussen hen in gewurmd en geprobeerd om ze zo goed als kwaad mogelijk uit elkaar te houden. Maar dat zou ik niet lang hebben volgehouden, dat voelde ik wel. Gelukkig kwamen er op dat moment andere mannen bij die de twee uit elkaar haalden, maar dat was slechts voor even. Want zo snel als ze konden rukten ze zich los en gingen weer op de vuist. Ik had de puf niet meer om ertussen te springen en de rest stond er omheen om de twee aan te moedigen. Heel bizar. En de volgende dag kreeg ik vreselijk op m’n kop van m’n voorman omdat ik het hele voorval niet had gefilmd. Niet als bewijsmateriaal of zo, maar hij had dat gevecht ook willen zien.’

Ik op mijn beurt vertel het verhaal over die keer dat ik in 1993 in een bar in Sydney werd aangesproken door een stomdronken, roodharige, Australische gek.
‘Ik stond aan een statafel naar een videoscherm te kijken waarop de film Freejack werd getoond. Een waardeloze science fiction film waarin wel een aantal goede acteurs zoals Emilio Estevez en Anthony Hopkins speelden. Popfenomeen Mick Jagger speelde in een belangrijke bijrol. En ik dronk een biertje natuurlijk, want je gaat niet naar een bar in Sydney om een kutfilm met Mick Jagger in een belangrijke bijrol te bekijken. Ja, misschien als je een enorme Stonesfan bent, maar ik niet. Ik was die bar binnengestapt om een biertje te drinken en heel toevallig draaide daar die kutfilm met Mick Jagger in een belangrijke bijrol. En mensen die mij kennen, weten dat na mijn eerste biertje altijd wel een tweede, derde, vierde enzovoort volgen. En omdat ik daar toch stond, bleef ik ook die kutfilm met Mick Jagger in een belangrijke bijrol volgen. Totdat die stomdronken, roodharige, Australische gek zich aan mijn tafel meldde met een vraag:
“Heb je er bezwaar tegen als ik even bij je aan tafel kom staan?”
Nu heb ik de vreemde neiging om als ik eenmaal een film begin te kijken, ik deze ook helemaal af wil zien. Ongestoord! En daar is met een stomdronken, roodharige, Australische gek aan je tafel natuurlijk weinig kans op. Die is – zeg maar – nul. Aan de andere kant: hoe maak je dat duidelijk aan een stomdronken, roodharige, Australische gek die bovendien twee koppen groter is dan jij? Dat doe je dus niet. Zelfs niet als je net zo groot zou zijn en net zo straalbezopen. Want dan bleef hij altijd nog roodharig, knettergek en vooral Australiër. Dus zei ik heel hypocriet:
“Ja, natuurlijk joh. Kom erbij staan. Ik sta een leuke science fiction film te kijken met Mick Jagger in een belangrijke bijrol.”
“Klote. Dat is Freejack. Een onmogelijke kutfilm met David Bowie in een belangrijke bijrol. En die David Bowie is een homo.”
Hmmmm. De drank had zijn filmsmaak niet aangetast, maar zijn parate kennis liet te wensen over. Geen idee hoe hij aan de informatie over Bowie’s seksuele voorkeur kwam. Hij had natuurlijk iets nichterigs over zich en had in de jaren ’70 in het openbaar getongzoend met Lou Reed. Maar dat was allemaal om publicitaire redenen gedaan. Oh ja en was er nog de bewering van Bowie’s ex-vrouw Angie in haar autobiografie, die hem ooit in bed zou hebben aangetroffen met Mick Jagger (alweer een belangrijke bijrol). Maar goed, dat was meer een valse aantijging van een teleurgestelde ex na een niet zo fijn verlopen scheiding. Deed er verder ook niet toe. Was absoluut niet van plan om in discussie te gaan met een stomdronken, roodharige, Australische gek of de belangrijke bijrol in de film Freejack nu door Mick Jagger of door David Bowie werd gespeeld, noch over de seksuele geaardheid van beide heren. Hoefde ook niet, want hij nam het voortouw:
“In ieder geval bedankt man. De andere mensen hebben er geen zin in om met een stomdronken, roodharige, Australische gek aan tafel te staan.”
“Oh”, zei ik schijnheilig. “Dat was me nog niet opgevallen. Wel dat je een Australiër bent natuurlijk. Die kans is ook groot wanneer je in een bar in Sydney staat. En ook om je rode haar kan je natuurlijk niet heen. Dat zie je direct. Maar stomdronken en gek. Nee, dat was me nog niet opgevallen. Ik ben natuurlijk ook geen psychiater.”
‘Volstrekt krankjorum’, zei hij, een tikje bedroefd in de emmer bier voor hem op tafel starend. En vervolgens was hij een hele tijd stil. Zo lang zelfs dat ik hoopte dat ik toch die kutfilm met Mick Jagger in een belangrijke bijrol kon afkijken. IJdele hoop:
“Ik had vanavond twee wijven tegelijkertijd kunnen naaien”, deelde hij vanuit het niets mede.
“Een buitenkansje”, gaf ik toe. Om vervolgens de voor de hand liggende vraag te stellen “wat er precies was gebeurd”.
“Ik heb die wijven de hele avond vrijgehouden. Heb ze te vreten en te zuipen gegeven. Is het dan zo vreemd dat ik daar iets voor terug vraag?”
“Alles heeft zijn prijs, maar er zijn ook altijd grenzen”, antwoordde ik cryptisch en dat doe ik niet snel. Daar had hij geen boodschap aan. Hij zat helemaal in zijn eigen verhaal:
“Wat was er voor die twee geile teven nou gemakkelijker geweest dan even op hun rug te gaan liggen en hun kontje omhoog te steken en mij lekker mijn gang te laten gaan. Als dank voor al het lekkers dat ik hun heb gegeven.”
“Tja, dat is de eeuwige vraag voor ons mannen hè: ‘wass will das weib’?” antwoordde ik met een zweem van poëzie. Het was ontegenzeggelijk een vervelende vent, maar tegelijkertijd was hij een enorme inspiratiebron voor me. Ik zou bijna zeggen, maar ik weet niet of ik als schrijver een stomdronken, roodharige, Australische gek als muze wil. Dat gaat te ver. En op datzelfde moment leek hij te kalmeren:
“Weet je, ik vind jou een aardige vent. Ik vraag je of ik bij jou aan tafel mag komen te staan en jij zegt ‘ja’. Dat is sympathiek. Dat maakt jou sympathiek. Ieder ander hier aanwezig zou ‘nee’ hebben gezegd tegen een stomdronken, roodharige, Australische gek aan tafel, maar jij zei ‘ja’ en dat maakt jou tot een sympathieke vent. Maar weet je wat ik echt zou willen?”
Volgens mij had hij me dat zo-even verteld en had iets te maken met twee geile teven, die helemaal geen geile teven bleken, want anders waren ze wel op hun rug gaan liggen, hadden hun kontje in de lucht gestoken en hem zijn gang laten gaan. Gelukkig hield ik die gedachte voor me, want ik vergistte me volledig:
“Ik zou graag met jou naar buiten gaan en die misselijke kop van je in puin slaan, je oogkassen kraken, je tanden uit je bek rossen en je kaak verbrijzelen.”
“Tja”, antwoordde ik voorzichtig. “Dat klinkt natuurlijk heel aantrekkelijk, maar ik sta nu eenmaal die leuke science fiction film te kijken met David Bowie in een belangrijke bijrol.”
“David Bowie? Mick Jagger zul je bedoelen. Mick Jagger speelt een belangrijke bijrol in Freejack. Niet David Bowie. Die speelde in Merry Christmas Mr. Lawrence. Da’s best een mooie film, maar ik werd schijtziek van die Bowie met de hele tijd dat zijden witte shawltje om z’n nek. Bah, wat een wanvertoning.”
Ook zijn parate kennis is dus niet zo beroerd als ik in het begin dacht. En hij had ontegenzeggelijk filmsmaak, want ik had me in die film ook mateloos zitten irriteren aan dat shawltje om Bowie’s nek. Maar dat was even het punt niet en dat maakte de stomdronken, roodharige, Australische gek me direct weer duidelijk:
“Begrijp me goed he. Het licht niet aan jou hoor. Ik vind je een sympathieke vent. Ik vraag of ik bij jou aan tafel mag komen te staan en jij zegt ‘ja’. Dat maakt jou sympathiek. Maar ik had vanavond twee wijven tegelijkertijd kunnen naaien en die twee geile teven naaiden eruit. Daarom zou ik graag met jou naar buiten gaan en die gore bek van jou tot moes slaan. Tanden eruit, oogkassen gekraakt, kin verbrijzeld. Het totale pakket zeg maar.”
“Sorry, maar ik houd het even bij de film en heb dus geen tijd om me door jou in elkaar te laten rossen.”
“Ook niet tijdens de commercial break”, vroeg hij me met een gespeelde stem van redelijkheid.
“Het lijkt me niet dat ik met gekraakte oogkassen de film kan afkijken wel?”
Ja, dat snapte hij wel. Maar ondertussen bleef hij er toch steeds op terugkomen. En ondertussen zinde ik natuurlijk op manieren om weg te komen. Uit zijn nadruk om het buiten uit te vechten begreep ik dat hij hier binnen niets ging beginnen. Maar als ik naar buiten liep, was ik de lul. Dus moest ik mijn kans afwachten en die kwam toen hij naar de plee moest om te pissen. Het is eigenlijk volstrekt tegen m’n principes om een film niet af te kijken, maar nood breekt wet. Ik moest een uitzondering maken voor een kutfilm met Mick Jagger in een belangrijke bijrol.’

Al pratende – en wandelend natuurlijk, want met praten kom je fysiek niet vooruit – waren we uitgekomen bij onze homestay en het eerste wat we hoorden, was:
‘Wat is het verschil tussen een groot pistool en een kleine? … Het maakt niet uit, het gaat erom wie als eerste schiet.’ Het accent is ontegenzeggelijk Australisch. Dat belooft nog wat voor de komende avond en nacht.

Lees verder: Logeren bij Grumpy Old Granny