Brommerboys, brommerboys en nog eens brommerboys!
Z’n kop staat me direct al niet aan. De brommerboy op het busstationnetje in Vinh Long. De manier zoals-ie in de bus staat te loeren alleen al. Dat doen ze allemaal hoor, die brommerboys. In bussen loeren. Dat is hun tweede natuur. Taxeren welke toerist er het onnozelst uitziet en inschatten hoeveel geld ze eruit kunnen persen. Maar om de één of andere reden vind ik deze boy erger dan zijn collega’s. Zoals hij naar ons wenkt en min of meer verordonneert om naar hem te komen. We willen helemaal geen brommervervoer!
Belle en ik proberen hem te ontwijken en te negeren, maar hij en een collega blijven om ons heen zwermen. Logisch natuurlijk, want grotere onnozelaars lopen er op dat moment niet rond. Blijkbaar hebben zij het voorrecht verworven om ons net zo lang te achtervolgen totdat we uit pure wanhoop uiteindelijk toch voor hen kiezen. Ik neem me straf voor om daar niet in te trappen.
Aan de andere kant hebben we geen idee hoe we dan op onze eindbestemming terechtkomen. We lopen behoorlijk doelloos rond op het inmiddels vrijwel verlaten pleintje totdat Belle op haar telefoontje kijkt en ziet dat ze een bericht heeft van onze homestay, de Ba Lình homestay. Met de instructie dat we ons kunnen melden bij het kleine kantoortje dat op het pleintje staat.
De geüniformeerde beambte is op de hoogte met onze situatie en legt uit dat we twee mogelijkheden hebben: per gratis minibus of met de – altijd duurder uitgevallen dan vooraf gedachte – brommerboys. Nou, daar hoeven we niet al te lang over na te denken natuurlijk. Helaas. De minibus rijdt vandaag niet. We moeten het met de brommerboys doen. Hoe straf ik me ook had voorgenomen om het niet te doen.
Ik neem me in ieder geval voor om me deze ene keer niet te laten oplichten en vraag aan de geüniformeerde beambte hoeveel het ongeveer kost om ons naar de Ba Lình homestay te laten brengen.
‘Hooguit 15.000 vd per passagier’, antwoordt hij.
‘15.000 vd of 50.000 vd?’, vraag ik nog een keer nadrukkelijk omdat de cijfers qua klank dicht bij elkaar liggen.
’15.000’, herhaalt hij resoluut.
Ik loop naar buiten en vraag aan de twee brommerboys of ze het voor dat bedrag willen doen. Ze knikken gedwee.
‘Vijf-tien-duizend’ zeg ik overdreven articulerend, terwijl ik mijn opengesperde hand drie keer schokkerig voor mij uitstoot.
Ze knikken nogmaals gedwee en daarmee lijkt de deal gesloten.
Tijdens de rit door de stad besef ik maar weer eens dat ik geen idee heb waar we naar toe gaan. Het blijkt de terminal te zijn van de veerpont die ons naar de overkant van de rivier brengt. Ik verzamel twee keer 15.000 vd en overhandig deze aan de brommerboys, maar die weigeren met een strak gezicht. 15.000 vd per persoon is niet voldoende. Ze willen 50.000 vd per persoon.
Er knapt iets in mij. Dit is nu al drie weken aan de gang. Moeten die kloterige brommerboys ons nu echt iedere keer oplichten?
Ik loop vloekend en tierend rond. Steeds hardop herhalend dat ik er nog wel een overduidelijke handbeweging bij heb gemaakt: ‘Vijf-tien-duizend’. Wat moet ik in dit land doen om een afspraak te maken die wordt nagekomen?
Er meldt zich een man die mij vraagt wat er aan de hand is. Ik antwoord hem dat we vooraf duidelijk een prijs van 15.000 vd per persoon hebben afgesproken en dat ik er een overduidelijke handbeweging bij heb gemaakt: ‘Vijf-tien-duizend’, zeg ik, de handbeweging nog eens imiterend.
De bemiddelaar knikt instemmend en loopt naar de twee brommerboys die – op enige afstand – verongelijkt toekijken. Na enig overleg komt de bemiddelaar terug met de mededeling dat de brommerboys genoegen willen nemen met 30.000 vd per persoon. Dat is verdorie toch nog het dubbele van wat we hebben afgesproken. Maar het is ook zinloos om over die paar kutcenten te blijven bakkeleien. Ik betaal de brommerboys en bedank de bemiddelaar.
Aan boord van de pont raken we in gesprek met een Italiaan die we onderweg ook in een verhitte discussie hebben gezien met een brommerboy. Hij had gedacht de problemen te voorkomen door de brommerboy vooraf te betalen. Misrekening, want halverwege de rit stopte de brommerboy en weigerde verder te rijden als de Italiaan niet bijbetaalde. Deze had uiteindelijk de rest van de route maar gelopen.
Aan de overkant van de rivier is het ongeveer hetzelfde liedje. Ik vraag de twee brommerboys of ze ons voor 15.000 vd per persoon naar de homestay willen brengen. Geen reactie. Ik schrijf het bedrag op een stukje papier en toon het. Nog steeds geen reactie. Dan wordt Belle gebeld op haar smartphone. De contactpersoon van de homestay. Met de mededeling dat tweemaal 25.000 moet voldoen. Blijkbaar is mijn reputatie mij vooruitgesneld. Iemand moet hem hebben ingelicht over het incident aan de andere kant van de rivier.
De route naar de homestay blijkt een lange route door de jungle. De brommer met Belle achterop is al snel uit het zicht verdwenen. Tot mijn grote schrik, mag ik wel zeggen. Ik besef nu plotseling ook dat de twee brommerboys aan de overkant van de rivier door mijn toedoen stevig gezichtsverlies hebben geleden. Een serie lompe beledigingen die om wraak vraagt, uiteraard. Hoe is het hier eigenlijk gesteld met de wraakcultuur? Is-die een beetje vergelijkbaar met die van de Turken en de Marokkanen? En hoe veilig zijn we hier eigenlijk? We hebben geen idee waar we zijn, waar ze ons naar toe kunnen brengen en wat ze met ons kunnen gaan doen.
Ze weten het. Ze weten wat ik aan de andere kant van de rivier hun brommerbroeders heb aangedaan. Het telefoontje van de contactpersoon toont wel aan hoe close de gemeenschap hier is. De vernedering van de brommerboys aan de andere kant van de rivier is al lang bekend gemaakt over de tamtam. De messen zijn geslepen, de geplande wraakexercitie zal nu snel worden uitgevoerd.
Ik verlies me we weer eens zó diep in mijn wraak- en geweldsfantasieën, dat ik eigenlijk zeer verbaasd ben wanneer we bij de homestay arriveren. Wat overigens weer niets afdoet aan het eeuwige geharrewar tijdens het afrekenen en wederom ontsteek ik in grote woede als ik zie hoe één van die brommerboys geld uit de handen van Belle graait. Niet zo woest als daarstraks aan de andere kant van de rivier, maar voor mijn doen best woest. Ik leg aan de contactpersoon van de homestay uit dat ik het na drie weken zó vreselijk zat ben te worden opgelicht door alles en iedereen die zich bezighoudt met het vervoeren van toeristen. De man verzekert me dat deze jongens te vertrouwen zijn en beveelt de brommerboy min of meer om het geld dat hij uit Belles handen heeft gegrist, weet terug te geven. En ons in staat te stellen de afgesproken 15.000 vd per brommerboy uit te tellen. Vreemd en vervelend genoeg voel ik me daarna weer een enorm vervelende, koloniale klootzak. Het is nooit goed.
’s Avonds na het avondmaal komt de contactpersoon bij ons aan tafel zitten en vertelt dat we ons in de homestay van zijn zuster bevinden. Hijzelf is met z’n homestay gestart in 2001. Zus is met zijn hulp in 2007 gestart. Hij heeft vijftien kamers, zijn zus vier. Hun beider broer helpt hen met het uitbouwen van de faciliteiten. Hij is ook degene die die houten poppetjes maakt die ’s avonds onze maaltijden sieren.
Onze homestay-contactpersoon vertelt over de extreem lange dagen die de Vietnamezen maken. Op het land bijvoorbeeld beginnen mensen om 04.30 uur te werken, wanneer het nog maar net licht is. Ze werken door tot 09.00 uur en lunchen een half uur. Na de lunch werken ze tot 11.00 uur. Daarna is het siësta. Tenslotte werken ze nog van 15.00 uur tot 17.00 uur.
Dat zijn al met al verschrikkelijk lange dagen. Geen wonder dat je overal hangmatten met pittende Vietnamezen ziet. Heftig verhaal natuurlijk. Maar op de één of andere manier krijg ik toch ook het idee dat hij het vertelt om die onbetrouwbare brommerboys te verontschuldigen. En het werkt. Want ik besef dat als ik een Vietnamees was geweest, ik in mijn jonge jaren precies hetzelfde zou hebben gedaan.
Lees verder: Horde varen op de Mekong rivier