Dankzij onze nieuwe scootervriend
Het moest een keer misgaan. Ik heb er al een paar keer aan gedacht. Ik meende het zelfs al een paar keer gevoeld te hebben. Maar met mijn gevoel is het als met mijn smaak: het is zwaar onderontwikkeld. Uiteindelijk blijken we toch een lekke band te hebben. En uiteraard in geen velden of wegen een fietsenmaker te bekennen. Zelfs geen eenbenige, mobiele fietsenmaker. Alleen een oude tempel en een werkmanshuisje waar warempel twee werkmensen zitten te eten. De één moet slechts vreselijk lachen en de ander gebaart driftig in de richting van het dorpje waar we drie kilometer terug doorheen zijn gereden.
We besluiten om voor het moment de brommer en de lekke band te laten voor wat ze zijn en naar boven te wandelen om de tempel te bezoeken. We zijn nu toch hier. Na dat bezoek wandelen we met de brommer aan de hand richting het dorp waarnaar de ene werkmens zo driftig verwees. We hebben echter nog geen 200 meter gelopen of mijn oog valt op een kleine man met een scooter die is gestopt om zich aan ons te vergapen.
‘Wat zijn het toch een nieuwsgierige apen’, merk ik nog op. Voor de zoveelste keer de plank volledig misslaand. Althans, hij wordt niet alléén door nieuwsgierigheid gedreven. Uit zijn gepassioneerde gebaren maak ik uiteindelijk op te dat Belle en ik achterop zijn scooter moeten plaatsnemen. Dan kunnen we ‘onze’ brommer aan de hand meenemen. Maar volgens Belle wil hij dat alleen ik plaatsneem achterop zijn scooter zodat zij in haar eentje op de brommer kan rijden. Zoals gewoonlijk in dit soort zaken heeft zij gelijk.
‘Op die manier rijden we de achterband natuurlijk compleet aan gort’, stelt Belle filosofisch vast.
‘Ja, maar een nieuwe band kost hier waarschijnlijk geen drol’, antwoord ik met een zweem van gemakzucht. Aldus geschiedt.
De afstand naar het dorp is toch nog een stuk verder dan we van bovenaf hadden ingeschat. Dat was een flinke tippel geweest als we het te voet hadden moeten doen. Des te gelukkiger dat onze scootervriend zich heeft gemeld. Zeker ook omdat hij bij machte is om in het Vietnamees de weg naar de brommerreparateur te vragen. Het resultaat is overigens hetzelfde als in het geval wij het met gebarentaal hadden moeten doen. Dit is namelijk het enige dorp in heel Vietnam waar geen brommerreparateur is gevestigd. Het kan vreemd lopen in het leven.
We gaan vol goede moed voorwaarts verder en in het volgende dorp hebben we meer succes. Want in het volgende dorp is inderdaad een brommerreparateur gevestigd. En wel de enige brommerreparateur die zich volledig heeft gespecialiseerd in het repareren van brommers. Niet in combinatie met een restaurant, nagelstudio, kapsalon of uitgeverij. Hij is een brommerreparateur pur sang. En aangezien dit een heel klein en rustig dorp is met bijna geen brommers en scooters, ligt deze ongekende specialist heerlijk te ronken in zijn slaapmat. Hij schrikt zich wezenlijk te pletter als onze nieuwbakken scootervriend hem wekt. Gelukkig is zijn herstellingsvermogen fenomenaal, want na een korte, Vietnamese uitleg gaat hij fluks aan de slag.
De hele klus – inclusief de nieuwe band – kost ons na enig onderhandelen van onze nieuwbakken scootervriend slechts 70.000 vd. Uit pure blijmoedigheid tap ik de peuter van de brommerreparateur drie keer goedmoedig op zijn hoofdje: ’tap, tap, tap’. Volgens Belle is dat zo’n beetje de grootste belediging die je een Vietnamees kunt aandoen, maar dan is het al te laat.
Uiteraard bedanken we ook onze nieuwbakken scootervriend omstandig. Hij heeft ons immers enorm geholpen. Maar met het oog op zijn duur ogende kleding, z’n nepgouden horloge en z’n splinternieuwe scooter durf ik hem geen geld aan te bieden. Eén belediging per dag volstaat. We zijn ook nog niet van hem af. Óf hij moet toevallig in dezelfde richting als wij, óf hij volgt ons. Ik bedenk dat hij misschien wel een spion van de regering is die ons in de gaten houdt vanwege onze banden met de staatsgevaarlijke Chamactivist Inra jaka. Maar dan weet ik ineens een manier om hem te bedanken zonder gezichtsverlies van zijn kant. Altijd belangrijk in deze contreien.
‘Zullen we hem een kop koffie aanbieden?’
Dat vindt Belle een goed idee en we stoppen bij de eerste de beste gelegenheid. Een excellente keuze. We komen terecht in een grote ruimte waar links en rechts wat kleine, rode kinderbewaarplaats stoeltjes en bijbehorende tafeltjes zijn gestrooid. Rondom een pooltafel heeft zich een grote schare luidruchtige jongeren verzameld. Bediening is er vooralsnog niet.
We zitten een tijd lang mysterieus zwijgend tegenover elkaar. Onze nieuwe scootervriend en wij. Hij spreekt geen Engels, wij geen Vietnamees en het Bulgaars van beide partijen laat te wensen over. Als ik heel eerlijk ben, ken ik geen Bulgaars. Ik ken wel een Bulgaarse toetsenist, maar daarmee is mijn Bulgaars niet op een hoger plan gekomen. Belle heeft aanzienlijk meer taalgevoel, maar er is nooit aanleiding geweest om Bulgaars te leren. Van onze nieuwe scootervriend weet ik het natuurlijk niet. En aangezien ik noch Vietnamees noch Bulgaars spreek, kan ik hem er niet naar vragen. Weet hij wel van het bestaan van Bulgarije af?
We zwijgen in alle talen, wat aan de gezelligheid niets afdoet. Zowel zonder alcohol als zonder gesprek kan het heel gezellig zijn. Enkel door naar elkaar te knikken kun je een hele leuke tijd met elkaar beleven.
Uiteindelijk verschijnt de bediening. Na het enige dorp zonder brommerreparateur en de enige gespecialiseerde brommerreparateur van het land ontmoeten we nu enige mollige Vietnamese vrouw van het land. De streek rondom Phan Rang is werkelijk bijzonder.
Ik vraag onze nieuwe scootervriend of hij koffie wil. Ja, dat wil hij wel. En aangezien hij van ons drieën de Vietnamese taal het beste beheerst, laat ik het bestellen aan hem over.
We kijken toe hoe de enige mollige Vietnamese vrouw van het land naar een groot metalen apparaat met een draaiwiel loopt waar ze bamboestokken doorheen begint te halen. Een vreemde manier van koffie zetten, maar lands wijs, lands eer. Het eindproduct ziet er ook helemaal niet uit als koffie, maar is een stroperige, gele vloeistof die ze verdeeld over drie grote glazen vol ijs. Mijn inmiddels zeer sterke vermoeden dat onze nieuwe scootervriend helemaal geen koffie heeft besteld, wordt bevestigd als de enige mollige Vietnamese vrouw de drankjes serveert met de woorden ‘sugarcane‘. Ze lacht er zelfs bij. Dus proosten we uitbundig en laten ons de ‘sugarcane’ smaken. Die bevalt uitstekend.
Vervolgens zetten we ons gezellige samenzwijgen voort totdat we aan het einde van onze ‘sugarcane’ zijn gekomen. Onze nieuwe scootervriend wil de rekening betalen, maar ik smeek hem om dat aan ons over te laten en uiteindelijk staat hij dat toe. We nemen wederom uitgebreid afscheid van elkaar voordat ieder zijn weg vervolgd.
Ik zeg ‘ieder zijn weg’, maar dan wel met de aantekening dat die voor beide partijen dezelfde weg zijn. Want onze nieuwe scootervriend blijft op een meter of twee achter ons aan rijden. Blijkbaar zijn we gepromoveerd tot ‘vrienden voor het leven’. Ik begin het overheidscomplot nu toch weer steeds ernstiger te nemen, maar volgens Belle heeft onze nieuwe scootervriend gewoon niet zoveel om handen en wil hij er zeker van zijn dat wij niet wederom door pech worden overvallen.
‘Anders stoppen we even om fruit te kopen’, zegt Belle. ‘Dat wil ik toch. Fruit kopen.’
Belle blijkt wederom gelijk te hebben. Wanneer we stoppen, zwaait onze nieuwe scootervriend nog een keer uitbundig voordat hij met een aanzienlijke versnelling wegrijdt.
Het is alsof de duivel ermee speelt. Nadat Belle fruit heeft gekocht, krijgt ze de brommer niet meer aan de praat. Hoe ze ook trapt en doet, het vervoermiddel blijft ‘dood’. En ook de verschillende fruitverkopers om ons heen – een fruitverkoper komt nooit alleen in Vietnam -, krijgen er geen leven meer in. Dus verwijzen ze ons door naar de brommerreparateur annex scooterverkoper annex pruikenmaker annex taxidermist van het dorp. Aanvankelijk is het overigens de vrouw van de brommerreparateur annex scooterverkoper annex pruikenmaker annex taxidermist – die zelf in het dagelijkse leven een nagelstudio annex kippenboerderij runt – die probeert om de brommer weer aan de praat te krijgen, maar ook zij faalt. Dus roept ze haar man erbij en hij blijkt zo goed in zijn vak dat hij niet eens een poging doet om de brommer te starten. Hij raakt het vervoermiddel niet eens aan, maar kijkt er alleen naar. Misschien wel een minuut lang. En er wordt geen woord gesproken. Dan draait hij zich om en gaat zijn werkplaats binnen. Heel mysterieus allemaal. Na een tijdje komt hij weer naar buiten met een blikje in zijn hand waaruit hij een paar druppels van een vloeistof ergens in het motorblok laat vallen. Dan start hij de brommer met een kordate trap op de voetpook. Probleem opgelost. Kosten nihil.
Lees verder: In de ban van de Cham