De Bollewangenhapsnoet
Naar buiten dus. Het lot van de reiziger. De moderne jager-verzamelaar met geld. Aan de overkant van de straat zijn twee eettenten. Voor één daarvan staat iemand heel enthousiast te zwaaien. We hoeven er enkel de ‘snelstromende rivier’ van scooters en brommers voor over te steken. Volgens beproefd recept. Blik op oneindig en verstand op nul.
Ter plekke ploffen we neer op de inmiddels overbekende rode stoeltjes. We worden bediend door een gezette vrouw die ik associeer met de Bollewangenhapsnoet. Een vraatzuchtig wezen uit een verhaal dat ik als kind zó vaak heb laten voorlezen, dat ik het destijds woord voor woord kon reproduceren. Ik heb het op de kleuterschool zelfs een keer zogenaamd voorgelezen voor de klas. Inclusief het omslaan van de bladzijde op het juiste moment. ‘Meester Pompelmoes en de Bollewangenhapsnoet.’
De andere dame van het straatrestaurant is zowel tanig als kordaat. Ze is de kok en lijkt de leiding te hebben.
We kunnen kiezen uit noodlesoep met kip, ei of tempura. Belle gaat voor rundvlees, ik voor kip. En er is helemaal niks mis met de soepen die de dames ons voorzetten. Ik vind dit soort soepjes in Nederland al helemaal geweldig. Ook al is dat vaak niks meer dan een pittige bouillon met vermicelli. Zo noemden wij mie of pasta vroeger thuis. Daar mik ik overigens ook nog altijd een pakje Cup-A-Soup bij. Niet te kanen, volgens Belle en eigenlijk iedereen anders die ik ken, maar een grote traktatie voor mij. Lekker zout. Maar goed, dat haalt het niet bij de soep die de tanige heeft gebrouwen. Met veel vlees en zelfs de groenten zitten mij niet al te zeer in de weg. Volgens Belle is de bite van de vermicelli ook precies goed. Dat kan ik alleen maar beamen. Al heb ik geen idee waar ze het over heeft. Zij is van de bloemen, de planten, de bomen, de dieren en het voedsel. En ik? Tja, dat weet ik na 58 jaar nog steeds niet. Om met Jackie Chan te spreken: ‘Who am I?’
In het kort: we hebben geweldig gegeten, maar nu moeten we betalen. De Bollewangenhapsnoet rekent af. Ze zegt iets tegen ons dat alleen de eenden verstaan. En wáár is de vertaaleend als je hem nodig hebt. Grootmoedig leg ik 20.000 VD op tafel, maar ik zie aan het gezicht van de Bollewangenhapsnoet dat ze niet akkoord gaat. Dus leg ik er nog 10.000 VD bij. Mensen die mij kennen, weten dat ik de beroerdste niet ben. En hé, we zijn op vakantie!
Maar het is nog niet voldoende. Godverdegodverde … Inhalige, dikke teef. Een beetje de goedmoedige Bollewangenhapsnoet uithangen, maar ondertussen … Nou, hup … 100.000 van die koleredingen erbij. En verder ‘niet mauwen’ zeggen we dan in Brabant. Want ook wij hebben zo onze gebruiken en gewoontes. Maar nee hoor. Het is nog niet genoeg voor mevrouw. Nu staat ze zelfs op het punt om in mijn portemonnee te graaien. Nou ben ik wat dat betreft zeker niet de meest alerte mens op aarde, maar zelfs ik weet dat je de plaatselijke bevolking niet direct moet toelaten in je draagbare bank. Dat is de kortste weg naar een vakantiefaillissement.
‘Laat het haar opschrijven’, zegt Belle, die van ons tweeën de meest verstandige en praktische is. Waarbij aangetekend dat mijn niveau zó vreselijk laag is, dat u zich er bij Belle ook niet te veel van moet voorstellen. Wij zijn allebei romantische dromers en daar heb je bij het afrekenen in het buitenland weinig tot niks aan. In het binnenland ook niet trouwens. Het opschrijven van het gewenste bedrag lijkt echter één van Belle ’s betere ideeën. Op praktisch gebied dus. Meestal heeft ze haar goede ideeën op andere gebieden, maar dat terzijde. Ze geeft de Bollewangenhapsnoet mijn notitieblokje en pen. Die schrijft op: 100.050 VD. Je zou dus zeggen dat ik voldoende van die soepmunten heb overhandigd. Maar goed, omdat ik de beroerdste niet ben, leg ik er nog eens 10.000 VD bij. Dát moet het dan toch écht zijn. Nee dus. En wederom weet Belle raad:
‘Ze heeft het verkeerd opgeschreven. Ze bedoelt 150.000 VD.’
Dus leg ik er nog eens 10.000 VD bij. Dan zitten we volgens mij aan de 150.000 VD. Maar nee hoor, de Bollewangenhapsnoet blijft naar mijn portemonnee wijzen.
‘Er moet nog 100.000 VD bij’, stelt Belle gelaten vast.
‘Die geef ik haar net.’
‘Oh, daar heb ik niet op gelet.’
‘Je zat er toch bij!’
‘Ik heb het niet gezien.’
Belle is niet alleen de meest verstandige en praktische van ons tweeën, ze is ook de beste in ‘ik heb niks gezien of gehoord, ik weet nergens van’. Dus ik doe wat mannen in zo’n geval doen: ik word kwaad. Ik smijt 100.000 VD op tafel en sta op. Voor mijn gevoel heb ik nu 250.00 VD betaald voor twee bordjes kutsoep en twee biertjes.
‘Zo, ik ben hier klaar mee. Ik ga terug naar het hotel.’
‘Maar ik heb nog een beetje bier.’
‘Je denkt toch niet dat ik gezellig bij die twee kutwijven blijft zitten’, antwoord ik terwijl ik zwaar geïrriteerd wegloop.
‘Bye, bye’, roept de tanige vanachter dampende ketel met haar brouwsel.
‘Bye, bye ja. Smerige heks!’, roep ik vriendelijk lachend terug.
‘Ik heb echt niet gezien dat je die eerste 100.000 hebt gegeven’, probeert Belle nog vanuit de verte.
‘Nee, jij ziet nooit iets terwijl we er iedere keer vreselijk onder worden gerukt door die kut-Vietnamezen.’
Achteraf moet ik met het schaamrood op de kaken bekennen dat ik niet zeker weet wat ik aan briefjes heb overhandigd. Het zijn allemaal te veel nullen voor mij. Gevoelsmatig zit er weinig verschil tussen een briefje van 10.000 VD en 100.000 VD. Misschien heeft Belle mij die 100.000 VD niet zien overhandigen omdat het niet is gebeurd. Dan heb ik die twee dames ten onrechte beschuldigd van oplichterij. Dus als u als toerist terechtkomt op de straten vóór het centraal station van Hanoi en u heeft honger … gaat u dan zeker iets eten bij de twee dames schuin tegenover het Mango hotel. De soep is geweldigen de dames zijn goudeerlijk. Ik heb alleen geen idee wat het er kost. Dat moet u zelf maar uitvinden.
Maar goed, ondertussen arriveer ik zwaar geïrriteerd in de lobby van het hotel, waar Randy de Rat op een bankje ligt te slapen. Op de hotelkamer voegt Belle zich al snel weer bij me en we bespreken dat we nog een onderkomen voor de komende nacht moeten boeken en dat we niks alcoholisch te drinken hebben. Dat laatste is uiteraard ons meest acute probleem.
Belle gaat naar beneden om een fles wijn te kopen bij Randy de Rat. Tien minuten later keert ze lachend terug.
‘Ik krijg hem niet wakker.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Zoals ik het zeg. Ik heb hem geroepen. Eerst zachtjes, maar steeds luider en luider. Ik heb zo’n beetje in z’n oor staan schreeuwen, maar hij wordt niet wakker.
Belle berust zoals altijd eenvoudig in de situatie. Maar ik ben te opgefokt om zonder borrel te gaan slapen. Dus zeg ik:
‘Ik loop wel even naar het station om iets te scoren.’
Beneden in de lobby ligt Randy de Rat inderdaad heerlijk te pitten op de zwartleren sofa. Ik loop naar buiten, naar rechts en koop in de kiosk een fles wodka van 60.000 VD.
Terug op de hotelkamer heb ik redelijk snel onderdak gevonden via een boekingssite. Belle wil echter verder zoeken.
‘Maar waarom?’
‘Je kent me. Ik wil gewoon verder zoeken.’
Ik ken haar inderdaad en weet dat dat een eindeloze zoektocht tot diep in de nacht gaat worden. Dus zet ik de fles wodka aan de mond en drink deze voor de helft leeg als was het koud water op een hele hete zomerdag. Bye, bye Hanoi. Deze kleine koloniaal gaat slapen.
Lees verder: Onverwachte ontmoeting