De twee gezichten van Hué
Voor de verandering ontbijten we de volgende ochtend eens een keer niet met Vietnamese miesoep, maar met broodjes en koffie. Eerst maar eens naar Tourist Information om onze busreis naar Hoi An te bevestigen. Beavis and Butthead hebben weliswaar gezegd dat dat is geregeld, Maar op de een of andere manier vertrouwen we die bewering niet helemaal. Ook dit doel resulteert in een bizarre zoektocht, maar uiteindelijk vinden we het en blijkt dat onze reis inderdaad is geboekt.
Na deze geruststellende vaststelling, besluiten we langs de oevers van de Parfumrivier naar de wijk Kim Long te wandelen. Dat schijnt wel een bezienswaardigheid te zijn hier in Hue. Het valt Belle op dat de bomen in de parken die evenredig aan de rivier lopen op de stam zijn voorzien van een plaatje met de naam van de boom. Het doet me denken aan die episode in ‘Honderd jaar eenzaamheid’ van Gabriel Garcia Marquez waarin de bewoners van het dorpje Macondo aan de slaapziekte lijden. Deze slaapziekte meldt zich aan via een steeds ernstiger wordende vergeetachtigheid. En aangezien de dorpsinwoners op een gegeven moment zelfs de naam en de functionaliteit van de meest simpele gebruiksvoorwerpen niet meer weten, schrijven ze deze informatie op een briefje dat ze op die voorwerpen plakken.
Ik moet al geruime tijd nodig plassen en ben dan ook behoorlijk opgelucht wanneer ik een ouderwets openbaar toilet zie. Bij het binnengaan zie ik een oudere vrouw voorovergebogen bij een gootsteen staan. Het toilet is zo’n Frans model met een gat in de grond. Ik ben blij dat ik niet hoef te poepen. Nadat ik mijn plas heb gedaan, kan ik geen mogelijkheid ontdekken om door te trekken. Bij het naar buiten gaan, wordt mij duidelijk waarom. De vrouw bij de gootsteen – die geen oude vrouw blijkt te zijn, maar een erg mooi jong meisje van een jaar of twintig – wijst naar een bak water met een grote scheplepel in de gootsteen en vervolgens gaat haar wijsvinger in de richting van het toilet waar ik net uit kom. Ik begrijp dat zij deze toiletten schoonhoudt en dat ze wil dat ik met die gigantische scheplepel mijn toilet doorspoel. Geen enkel probleem natuurlijk. Als ik mensen kan helpen, dan doe ik het. Mar wanneer ik voor de tweede keer uit het toilet stap, blijk ik nog steeds iets niet goed te hebben gedaan. Want ze wijst wederom nadrukkelijk naar mij, maakt dan met de duim en wijsvinger van haar linkerhand een rondje waarin ze de wijsvinger van haar rechterhand steekt. Hmm. Dit is een hele zorgvuldige toiletjuffrouw. Ze wil dat ik het toilet nóg een keer doorspoel. Ook geen probleem natuurlijk. Ben liever in een land waar ze de toilethygiëne serieus nemen dan in een land waar ze dat niet doen, zoals In Griekenland bijvoorbeeld. Maar wederom blijkt bij het verlaten van het toilet dat ik iets niet goed heb gedaan. Wat volgt, is hetzelfde ritueel met haar handen. Maar deze keer gaat ze ritmisch heen en weer met haar wijsvinger in het rondje dat ze met haar andere hand vormt. Vervolgens wijst ze eerst naar mij en dan naar het toilet…
Verbijsterd kijk ik om me heen in de vervallen en slecht onderhouden ruimte waar de pis stank nauwelijks te harden is. Dan kijk ik weer naar haar mooie, gelijkmatige gezichtje en vraag me af hoe ze zich dit in vredesnaam voorstelt. Voor mijn geestesoog ontvouwt zich een ongelooflijke circusact die wellicht – en afgezien van de smerige afgeving waarin het zich zou moeten afspelen – in een pornofilm met afgetrainde acteurs iets spannends kan opleveren, maar die voor een simpele boerenlul als ik in de dagelijkse realiteit volstrekt onmogelijk is. Bovendien roept het kind enkel deernis in me op. Zó en nog zó jonge. Maar haar leven is nu al een dagelijkse hel en het zal waarschijnlijk nooit beter worden. Ik denk ook aan Zhi die ongeveer van dezelfde leeftijd is en wiens leven mij al zo zwaar toescheen. Maar zij heeft in ieder geval nog een leuke baan waarin ze in contact komt met – over het algemeen – leuke en interessante mensen. Zhi kan in ieder geval nog dromen van een betere toekomst. Dit meisje ontmoet enkel perverselingen en heeft helemaal niets om naar toe te leven. Haar leven is al dóór en dóór verrot voordat het is begonnen. Ik zou willen dat ik haar ergens mee kon helpen, maar dat kan niet. Dus maak ik haar duidelijk dat ik geen gebruik maak van haar verdiensten en verlaat de afvoerput van de Vietnamese maatschappij.
De wijk Kim Long staat bekend om z’n gigantische villa’s en bijbehorende tuinen. Aan de buitenrand van deze wijk – die overigens niet is begrensd door hoge hekken – staan krakkemikkig gebouwde houten huisjes met golfplaten daken. Een typische sloppenwijk dus zoals we ze van over de hele wereld kennen. We twijfelen dan ook even of we goed lopen. Een eind verderop wijst een bordje naar links en laten we de sloppenwijk letterlijk achter ons.
Tijdens onze wandeling door Kim Long bezoeken we de tuin van de Ancient Hue Royal Cuisine. Dat ziet er vanaf de buitenkant zo vreselijk deftig uit, dat we aanvankelijk denken dat we daar niet welkom zijn in ons sjofele vakantiekloffie (trouwens ook niet in wat wij als chique beschouwen). Maar als we het vragen aan de in een fraaie Vietnamese jurk gestoken jongedame bij de ingang vragen, heet ze ons vriendelijk lachend welkom en nodigt ons uit om rond te wandelen en te kijken.
We wagen het er maar niet op de lunch te gebruiken in het restaurant van Ancient Hue Royal Cuisine. Dat doen we in een restaurant aan een straat buiten Kim Long. In een grote schommelstoel naast ons tafeltje zit het ‘nichtje van het onverstoorbare kind’ uit de trein van Saigon naar Hanoi. Het ‘nichtje’ zit in de schommelstoel, schommelt en kijkt met een volstrekt neutrale blik voor zich uit. En ik kan doen wat ik wil … Verbruik m’n volledige arsenaal aan gekke gezichten en rare geluiden. Maar ze blijft me aankijken alsof ze wil zeggen: ‘Die man heeft te lang in de zon gelopen. Daar moet een dokter bij komen.’ Of misschien denkt ze zelfs dat niet.
’s Avonds is er feest in de stad. In het straatje voor ons hotel maakt een groep buurtbewoners zich op voor – hoe kan het ook anders – karaoke. In het nauwe straatje voor ons hotel zitten de buurtbewoners met een man of twintig, op die karakteristieke, rode kindercrèche stoelen, vol verwachting, met hun gezicht naar een microfoon op een standaard, verbonden met een geluidsinstallatie, een naar hen toe gekeerd breedbeeldscherm en een monitor voor de toekomstige deelnemer.
Ook in het centrum is het druk. Met flanerende mensen, straatmuzikanten, acrobaten en niet te vergeten karaoke. De stemming is die van de hoopvolle verwachting die ik nog wel ken van het Brabantse platteland begin jaren ’70.
We eten die avond op het balkon van een restaurant dat me op onverklaarbare wijze doet denken aan New Orleans (je hoeft helemaal niet te vliegen om de wereld rond te gaan!). Waarom, weet ik niet. In ieder geval niet de aankleding of de mensen. Misschien is het omdat we op een balkon zitten. Betekent dat dat ik New Orleans associeer met balkons? Geen idee.
Naast ons zitten drie westerse, jonge meiden van een jaar of vijfentwintig. Het valt ons op dat ze – schijnbaar onwillekeurig – voortdurend met hun haar bezig zijn. Uitvoerig opsteken en vervolgens weer even uitvoerig losmaken. Een volcontinu proces waarbij iedere jongedame haar eigen ritme aanhoudt. Dat dan weer wel.
Op de terugweg vlak bij ons hotel wordt Belle – die een meter of drie voor mij uitloopt – aangesproken door een man die haar redelijk agressief om geld vraagt. En hij ziet er niet eens uit als een zwerver! Wanneer Belle stoïcijns doorloopt, pakt hij haar arm beet en sommeert haar om geld te geven. Tijd dus om hem even op de schouder te tikken, streng aan te kijken en met de wijsvinger van mijn rechterhand ‘nee, nee, nee’ te gebaren. Hij is in een mum van tijd verdwenen.
Hué heeft ons twee gezichten getoond. De stad is biedt een uitzonderlijk fraaie aanblik van historische architectuur. Maar haar inwoners zijn in onze ervaring – en die is uiteraard willekeurig, anekdotisch en in geen enkele zin maatgevend – opdringeriger en in enkele gevallen onbetrouwbaarder dan in de andere delen van Vietnam waar we tot nog toe zijn geweest. Hoogstwaarschijnlijk hebben we in dit geval gewoon pech gehad, waar we eerder geluk hebben gehad. Hoe het ook zij: in combinatie met het ongezellige en niet al te schone hotelhok waarin we deze dagen verbleven, zijn we verheugd dat we morgen naar Hoi An vertrekken waar ons in ieder geval een zwembadje wacht.
Lees verder: De groeten van ome Piet