Hordevaren op de Mekong rivier
De dag begint met de mededeling dat het getij in de Mekong rivier zo extreem laag is, dat onze boot later vertrekt dan gisterenavond afgesproken. De route zal ook een andere zijn dan gepland.
De bootman – niet te verwarren met het oudhollandse woord ‘bootsman’- heeft ook geen enkele haast om te vertrekken. Veel te druk met het uitwisselen van kletsverhalen met de echtgenoot van de homestay-eigenaresse. Zeker weten doe ik het natuurlijk niet, want ik kan nog steeds geen chocolade maken van dat Vietnamese ‘gekwaak’. Voor hetzelfde geld zijn ze diepgaand in discussie over de discrepantie tussen de uitgangspunten van de kwantummechanica en de algemene relativiteitstheorie. Onderwerpen waar ik overigens ook geen jota van begrijp, hoe Nederlands het ook wordt uitgelegd. Voorlopig houd ik het op ouwe-wijven-klets, waarin mannen doorgaans beter in zijn dan vrouwen.
Uiteindelijk vertrekken we rond een uur of negen. De Mekong rivier op, die me op de één of andere manier altijd heeft gefascineerd. Ik herinner me een verhaal van een bevriend stel die begin jaren tachtig tijdens een hiking trip van Indonesië terug naar Nederland door Vietnam zijn gereisd. Tijdens die reis hebben ze ergens aan de Mekong rivier kennis gemaakt met een Amerikaanse oud-soldaat militair die in een primitieve hut zijn dagen sleet met het drinken van Mekong whisky. Zijn bijnaam was dan ook Mekong Jim.
In het begin verloopt de tocht redelijk, al zien wij ook wel dat het waterniveau laag is. Maar dan doemen voor ons twee vrachtboten op die als gevolg van de ondiepte maar heel langzaam vooruitkomen. Uiteraard probeert onze bootman de achterste boot met lomp geweld te passeren door deze in de blubber te drukken. Je bent immers Vietnamees of je bent het niet. Grappig genoeg lijkt die andere bootman zich totaal niet druk te maken over het destructieve gedrag van onze bootman. Wellicht omdat hij weet dat hij precies hetzelfde gedaan zou hebben in het geval hij achterop was gekomen met zijn boot. Je bent immers Vietnamees of je bent het niet.
Uiteindelijk slaagt de inhaalactie niet: we blijven derde in rij. De bootman vraagt Belle en mij om plaats te nemen op de voorplecht om de achterkant van de boot – incluis schroef en roer – wat omhoog te krijgen. Geen overbodige luxe, want vrijwel op datzelfde moment loopt de voorste boot compleet vast en houdt de daaropvolgende boot zich eigenlijk puur bezig met het mixen van modder. Die boot is een moddermixer geworden. Nu is onze bootman natuurlijk niet te beroerd om z’n voorgangers direct en indirect een duwtje in de rug te geven. Dat zowaar bijna nog te lukken ook, als de voorste bootman niet had besloten om de situatie te laten voor wat het is. Hij zet z’n motor af en wikkelt zich in zijn hangmat en gaat pitten. Hoogwater komt vanzelf een keer en wat er achter hem gebeurt, laat hij ook graag achter zich.
Zelfs nu wordt er nog steeds niet geklaagd of gescholden. Het gedrag van de eerste bootman wordt door de andere twee ervaren als een gril van moeder natuur. Daar kun je jezelf nu eenmaal niet tegen verzetten.
Maar goed, ónze bootman heeft ons een spannende tocht beloofd, dus hij wil verder. Hij sluit een deal met de tweede bootman. Samen zetten ze een manoeuvre in waarbij ze de netten van boot één bijna aan gort varen. Bootman één moet zich fluks uit zijn hangmat wurmen om een ramp te voorkomen.
Op het moment dat boot nummer één, boot nummer drie is geworden, zijn wij boot nummer twee. Maar niet voor lang. Ondanks de minimale doorvaartbreedte, wurmt onze bootman zijn boot voorbij de nieuwe boot nummer één, die daarbij net zo hopeloos vast komt te zitten in de prut als boot nummer drie. Terwijl onze boot versnelt zie ik hoe de bootman van de nieuwe boot nummer twee – naar voorbeeld van de bootman van de nieuwe boot nummer drie – in zijn hangmat kruipt om een tukkie te doen, in afwachting van hoogwater.
We steken een brede rivier over en komen uit bij een open water, waar de ‘restanten’ drijven van de grote botenmarkt die hier vanochtend heeft plaatsgevonden. We gaan langszij bij een fruitboot, waar Belle twee bakjes fruit koopt. Vervolgens worden we even verderop aan land gezet bij een markt die in weinig verschilt van de markt die we in Hanoi hebben bezocht. Of het moet zijn dat ze hier ook eenden hebben die vastgebonden aan een touw hun slacht mogen afwachten. En oh ja, ze ontdoen hier de vissen niet alleen levend van hun schubben, maar knippen ze ook hun vinnen af met een schaar. Ondertussen gemoedelijk door keuvelend uiteraard.
Op de terugweg stoppen we bij een bonsai bomen kwekerij waar ze van alles kweken, behalve bonsaibomen. Hier krijgen we fruit aangeboden. Pas bij het vertrek wordt het spannend als we ontdekken dat Belle is verdwenen. Achteraf heel logisch natuurlijk: plaats Belle in een kwekerij en ze is verdwenen. Die zwerft hier nu ergens rond, haar verstand verkijkend en alle gevoel voor tijd – dat bij haar toch al niet zo goed is ontwikkeld – verliezend. Nu wens ik dat ze ook echt bonsai bomen hadden gekweekt op deze bonsai bomen kwekerij. Dan had ik haar zien lopen. Gelukkig brengt sms de oplossing.
De laatste stop is bij een snoepproducent, annex homestay, annex distilleerderij. Ze overwegen nog om er ook een scooterwerkplaats bij te beginnen, maar die plannen staan nog in de Vietnamese kinderschoenen.
We krijgen een rondleiding van een jongeman waarvan ik vermoed dat hij op z’n minst aangeschoten is. In alcoholische zin wel te verstaan, van geweld heb ik weinig verstand.
Het eerste wat hij ons laat zien, is hoe ze rijstvellen met karamel en pinda’s maken …
Boeiend!
Vervolgens hoe ze gepofte rijst maken in zand van 170 ˚C …
Boeiend!
Hoe ze rijstkoekjes met pinda’s en karamel maken …
Boeiend!
En tot slot hoe ze rijstwijn maken …
…!
Laat ik daar eens wat dieper op ingaan.
Het productieproces van rijstwijn is in de kern simpel. In den beginne is er een grote bak met water, kleefrijst, gewone rijst en gist. Na een week of zes worden er allerlei ingrediënten aan toegevoegd. Dat kan banaan zijn, mango of wat voor vrucht dan ook. Maar ook slang en schorpioen.
Met name de variant met slang zou een afrodiascum zijn. Wanneer alleen de man het drinkt, wordt de vrouw saggerijnig omdat hij de hele nacht wil rampetampen. In het geval de vrouw het alleen drinkt, gebeurt het omgekeerde. Drinken ze het beiden, dan zijn ze allebei de hele nacht gelukkig.
Ik vertel de gids de Turkse variant, die uiteraard over Raki gaat. Begin en midden zijn hetzelfde, maar wanneer beide het drinken, worden de buren saggerijnig.
De gids vindt de grap zo heel erg grappig, dat het mijn vermoeden bevestigt dat hij iets alcoholisch heeft genuttigd.
Na deze rondleiding worden we uitgenodigd om plaats te nemen aan een tafeltje voor wat thee en snoepgoed. Ik verwacht de start van een verkoopcircus, maar dat valt mee. Na wat babbelpraat zegt de gids dat als we iets willen kopen, we in het winkeltje terecht kunnen. Belle en ik zijn uiteraard niet geïnteresseerd in het snoepgoed, maar gaan voor de rijstwijn. Twee kwart liters. Eén naturel en één met passievrucht. De slangenwijn laten we verstandig genoeg staan. We koesteren onze goede band met de buren.
Lees verder: Aan tafel in koloniale sferen