In de bus bij Elsa, kampcommandant van de führer
De touringcar staat aan een – uiteraard – drukke straatweg, waar het nachtleven nog in volle gang is. Ik zie in één oogopslag dat er in de bus geen stoelen staan, maar slaapbanken. Dat wordt lekker ronken.
Als ik mijn grote rugzak in de opslagruimte van de bus wil werpen, word ik teruggehouden door een giftig Vietnamees wijf van een jaar of vijfentwintig met een nare, nasale stem.
‘Nee, nee, nee. Jij bent sectie drie, jij bent sectie drie, jij bent sectie drie’, schreeuwt Elsa de kampcommandant van de führer.
Sectie drie dus. Maar goed, ze wekt overduidelijk de suggestie dat het niet de bedoeling is dat we onze rugzakken in de bus deponeren. Trouwens, het is helemaal niet de bedoeling dat we instappen, want even later vertrekt de bus! Met achterlating van ons en een aantal andere passagiers die elkaar een beetje schaapachtig aankijken. Welkom bij sectie drie.
Gelukkig verschijnt er een nieuwe bus en deze keer staat Elsa ons wel toe om onze grote rugzakken in het opbergcompartiment van de bus te leggen. De schat. We mogen zelfs instappen, met Elsa staande in de bus boven ons. Om binnen te mogen, moet je je schoenen uittrekken. Maar doordat de rits van mijn kleine rugzak weer eens is opengegaan, ligt mijn halve huisraad nu op de treeplank van de bus. Mijn eerste prioriteit is dus niet het uitdoen van mijn schoenen, maar het verzamelen van mijn spulletjes. Daar heeft Elsa geen enkel begrip voor. Ze vindt me veel te traag en tettert met die nare, harde stem van haar in m’n oor:
‘Je schoenen … je schoenen … je schoenen …’
Mijn Boeddha. Dat meisje is pas een jaar of vijfentwintig. Over vijf jaar bijt ze mannelijke passagiers die haar ‘befehlen’ niet snel genoeg opvolgen de pik af en over wat ze met de vrouwen gaat doen, durf ik niet eens na te denken.
Het interieur van de bus bestaat uit drie rijen stapelbedden met daartussen twee looppaden. In iedere rij staan zes bedcombinaties achter elkaar en tegen de achterwand van de bus nog eens drie bedden direct naast elkaar. In totaal zijn er dus 39 ligplaatsen.
Belle en ik krijgen ieder een onderbed achteraan in de rij toebedeeld. Zij in de middelste rij, ik in de rechterrij, dus met het raam aan mijn rechterkant.
Na wat geharrewar met onze spullen – waar laat ik m’n zooi? – blijken de bedjes uitstekend te liggen. We zijn tot nog toe geen Nederlanders tegengekomen, maar in deze bus zitten er toch wel enkelen. Twee daarvan komen uit Amsterdam en één van de aanwezige Vietnamezen is ooit in Amsterdam geweest. Hij heeft er zelfs een foto van op z’n smartphone. Dat vinden de dames toch zo vreselijk toevallig:
‘Wat is de wereld toch klein he’, zegt de één tegen de ander. Tja … je kunt een Amsterdammer wel uit zijn dorp halen, maar het dorp niet uit een Amsterdammer.
Ik geniet van het wegrijden uit de stad, in de nacht. En als ik naar links kijk, zie ik dat de Amsterdamse dames druk aan het appen zijn. Ondanks het feit dat ik ervan overtuigd ben dat iedere generatie zijn eigen opdracht heeft in het leven en dat de volgende niet beter of slechter is dan de vorige, heb ik het idee dat deze generatie toch een punt mist. Waarom zou je de hele wereld overvliegen om vervolgens te appen met je vrienden in Amsterdam?
Vanwege de bijzondere omstandigheden sta ik mezelf in de donkere bus op de tast anderhalf temazepammetje toe. Ik slaap er uitstekend op. Wel vreemd om de volgende ochtend te constateren dat ik anderhalve paracetamol heb geslikt. Dat goedje is blijkbaar niet alleen pijnstillend en koortsverlagend, maar ook slaapverwekkend.
Ik schat dat we alles bij elkaar met een uur vertraging onze bestemming bereiken. Dan is het nu een uur of vijf in de ochtend. Volgens het reisschema kunnen we nog twee uur slapen in de stilstaande bus. Maar ik ben klaarwakker en lees wat in ‘China per trein‘. Om te voorkomen dat ik andere mensen stoor, ga ik met mijn hoofd achter het gordijn zitten. Met mijn gezicht bij het raam.
Hierdoor merk ik ze direct op. De geestverschijningen die uit het niets naast de bus verschijnen. Een Aziatisch mannetje met een bolle toet en een jaren ’70 brommerhelm die naar binnen staart alsof hij op zoek is naar zijn twintig jaar geleden onder mysterieuze omstandigheden verdwenen vader. Een jong meisje met een monddoekje voor dat een grote rieten mand met fruit draagt. Het spel kan beginnen.
Lees verder: We zijn een goed georganiseerd stel hoor