Is dit de bus naar Vinh Long?
Na de mislukte zoektocht van gisterenavond hebben we nog steeds geen idee hoe we op het busstation geraken. Net zomin als we weten hoe we hoe we die informatie kunnen ontfutselen aan het personeel in Hotel A25 dat enkel Vietnamees en ‘in tongen’ spreekt. Uiteindelijk besluiten we een taxi te bestellen en de chauffeur te vragen om ons naar een busstation te brengen met een verbinding naar Vinh Long.
In het hotel weten ze ons gelukkig wél duidelijk te maken dat het voorgenomen ritje ons ongeveer 50.000 vd moet gaan kosten. Als dat waar is, zijn we gisteren toch weer afgezet. Die 150.000 vd was weliswaar van tevoren afgesproken, maar op het moment dat die chauffeur zijn meter niet aanzette, wist ik eigenlijk wel hoe laat het was. Het is best wel schokkend. Hoe komt het toch dat taxichauffeurs over de hele wereld oplichters zijn? Is dat een verplicht onderdeel van hun opleiding?
Maar goed. Ook deze keer vraag ik de chauffeur maar weer wat het ritje ons ongeveer zal gaan kosten. Ik maak daarbij ‘heel inventief’ het internationale gebaar van geld. Hij brabbelt iets onverstaanbaars terug en zet met een nors gebaar de meter aan, die ik uiteraard de hele weg nauwlettend in de gaten houd. Mij naaien ze niet meer die kutvietnamezen.
Mijn oplettendheid werpt vruchten af. Eenmaal gearriveerd op de plaats van bestemming staat er 32.000 vd op de meter. Ik geef het bedrag door aan Belle en zij betaalt met een briefje van 200.000 vd. Na het innen van het wisselgeld verlaten we de taxi en pakken onze spullen.
‘Ik weet het niet’, zegt Belle, terwijl de taxi zich van ons verwijderd. Ik gaf 200.000 vd, maar ik kreeg slechts 60.000 vd. Terug.’
Niet alleen zijn álle taxichauffeurs ter wereld oplichters, Belle en ik zijn ook onverbeterlijke sukkels.
Binnen in het busstation vragen we aan de dame achter de informatiebalie welke bus naar Vinh Long gaat. Ze spreekt geen Engels en ik vraag me af wat de Amerikanen hier in vredesnaam al die jaren hebben gedaan, behalve het land volledig naar de kolere bombarderen. Een aanwezige bewakingsbeambte verstaat en spreekt gelukkig wél Engels. Hij vertelt dat we bus 14 moeten hebben en loopt voor ons uit om te wijzen waar deze bus staat. Ingeklemd tussen twee andere bussen.
Belle en ik wurmen ons met onze bagage tussen de bussen door en gaan naar binnen. De buschauffeur murmelt iets in het Vietnamees en wijst nadrukkelijk naar het busstation.
‘Oh, we moeten daar blijkbaar toch eerst onze kaartjes kopen’, concludeert Belle. Maar als we de bagage willen oppakken om mee te nemen, gebaart de chauffeur dat we die kunnen laten staan. Daar heb ik echter weinig trek in:
‘Ga jij maar kaartjes kopen, dan blijf ik bij de bagage.’
Belle is de bus nog niet uit of er stapt een vrouw in die verdacht veel weg heeft van een conducteur. En ik kan het weten want zowel m’n opa als m’n vader als m’n ome Marijn werkten voor de Haagse Tramwegmaatschappij. In haar hand heeft ze een voorwerp dat verdacht veel weg heeft van een blokje buskaartjes.
Tot mijn grote schrik begint de bus langzaam richting het stationsgebouw te rijden. Er beginnen ook mensen in te stappen terwijl Belle in geen velden of wegen is te bekennen. De nervositeit in mij stijgt.
De bus stopt niet echt, maar kruipt als het ware voort. Godzijdank nog steeds richting stationsgebouw. Er stappen ook nog steeds mensen in, al worden dat er langzaam maar zeker steeds minder. Het wordt nóg verontrustender, want de bus wendt zich zoetjesaan in de richting van een zeer druk bereden weg en van Belle nog geen spoor.
Inmiddels heeft het er toch echt alle schijn van dat we aan het wegrijden zijn. Ik kom overeind en kijk de chauffeur via z’n achteruitkijkspiegel strak in de ogen met de uitdrukking ‘dit gaan we niet doen makker’. Een gezichtsuitdrukking die ik overigens totaal niet beheers en hij geeft dan ook geen enkele sjoege. Ja, hij vermeerdert vaart en sluit de achterdeuren.
‘Ho, ho, ho’, brul ik nu als een volleerde Santa Claus, onderwijl paniekerig de bagage bij elkaar graaiend. Nu begrijpt hij blijkbaar wél wat ik bedoel, want hij zet het voertuig direct, met een grommend sisgeluid stil. De conductrice helpt me met het op straat zetten van de bagage, bestaande uit twee grote en één grote rugzak. Ik kan alleen maar hopen dat Belle die andere kleine rugzak bij zich heeft.
Nadat de bus is vertrokken kijk ik licht hysterisch rond. Er meldt zich een verkoopster van nepmerk zonnebrillen.
‘NEE, NEE, NEE’, brul ik haar overspannen in het gezicht. ‘IK HEB AL EEN ZONNEBRIL EN DIE STAAT OP MIJN KOP. DAT ZIE JE TOCH?’
Ze verandert op slag van een gewiekste verkoopster in een bezorgde moeder:
‘Wat is er met u? Gaat het wel goed?’
Ik besef dat ik weer een veel te heftig reageer.’
‘Ja, ja, het gaat prima’, antwoord ik nu op schuldbewuste toon. In het besef dat ik een verwende westerse eikel ben en dat zij enkel haar brood probeert te verdienen.
Ik zeul met de bagage naar een punt waar Belle mij gemakkelijk kan terugvinden en dat gebeurt ook redelijk snel. Met de andere kleine rugzak bij zich. Gelukkig.
‘We moeten inderdaad bus 14 hebben. De kaartjes kopen we in de bus en we moeten dáár instappen’, zegt ze, naar een plek wijzend waar op dat moment een bus 14 stopt. En onder het mom ‘je kunt niet alles onder controle hebben’ stappen we in.
‘Volgens mij was het een opzetje van de chauffeur’, zeg ik tegen Belle.
‘Denk aan je Paranoia Bob.’
‘Waarom zou hij ons anders wegsturen voor kaartjes en zeggen “laat je bagage maar staan?”‘
‘Wij hebben hem gewoon verkeerd begrepen. Hij wees naar de opstapplaats, niet naar het station.’
Eenmaal op weg in wat mij toch echt voorkomt als een stadsbus. Ik kan me niet voorstellen dat we de hele weg naar Vinh Long van om en nabij de 120 km gaan afleggen in een voertuig dat om de honderd meter stopt om passagiers in en uit te laten. Ondertussen worden we verwend met prachtige mooie Vietnamese deuntjes. Uiteraard afgespeeld op een veel te hoog volume. Dan stopt de muziek even plotseling als deze is gestart en begint een Vietnamees vooraan in de bus te oreren. Mijn eerste gedachte is dat het de stadsdichter betreft die vandaag een rondje stadsbussen doet. Alleen heeft hij wel erg veel woorden nodig voor een dichter. Is het dan wellicht een staatsvoorlichter die de passagiers wijst op hun communistische plichten? Ik heb ergens gelezen dat het nog niet zo lang geleden de gewoonte was om dat te doen via een openbaar luidsprekersysteem. Toch lijkt ook deze optie me niet de werkelijkheid. Ik heb in de vier weken dat we in dit land zijn niets gemerkt van nadrukkelijk communistische dwangpraktijken. Behalve dan de nadrukkelijke aanwezigheid van rode vlaggen met ofwel een ster ofwel een hamer met sikkel en de eindeloze verering van Ho Chi Minh. Maar dat laatste is natuurlijk niet per se communistisch. Ook de Engelsen en Amerikanen hebben een grote traditie in het vereren van hun nationale helden.
Maar goed. De orerende man. Uiteindelijk blijkt hij een ‘stand-up’ verkoper zoals we in Nederland ook wel kennen op de markt. Kooplieden die op de meest wonderlijke manier de meest wonderlijke troep aan de man brengen. Deze man heeft hele verhalen over bijzondere tandenborstels, handige blikopeners en inventieve ruggenkrabbers. Hele verhandelingen houdt hij erover. Geen idee natuurlijk waar hij het over heeft terwijl hij de voorwerpen opzichtig toont aan zijn toevallig aanwezige publiek. Maar ook geen idee waar hij het allemaal vandaan haalt. Ik bedoel: hoe lang kun je lullen over een tandenborstel of een ruggenkrabber? Een ruggenkrabber bijvoorbeeld is natuurlijk verrekte handig als je jeuk hebt op je rug en er is niemand in de buurt om te krabben. Maar verder? Geen idee. Hij wel. Hij gaat maar door. Wanneer deze bus toch onverhoopt onze verbinding zou zijn naar Vin Longh, onderhoudt hij ons er met gemak vijf uur lang over. Maar zijn tijd is beperkt en hij heeft nog zoveel meer interessante verhalen te vertellen. Over de bijzondere scheerkwast bijvoorbeeld die hij nu weer omhoog houdt. En het stomme is, dat hij nog goed verkoopt ook.
Het is zoals ik al vermoedde. Bus 14 brengt ons helemaal niet naar Vinh Long, maar naar een ander busstation waar dan wel de bus staat die ons naar Vinh Long brengt.
Lees verder: Brommerboys, brommerboys en nog eens brommerboys