Logeren bij Grumpy Old Granny
Ik zit buiten op de veranda van de homestay als de oma des huizes – Grumpy Old Granny – op mijn derde fles bier wijst en iets – in mijn oren – bijzonder onvriendelijks zegt. Dat kan aan dat rare kwaaktaaltje liggen. Wellicht zegt ze gewoon ‘lekker biertje hè dat Saigon Bier, daar lust ik ook iedere dag wel een kratje van’. Maar voor hetzelfde geld zegt ze: ‘He dikkop. Doe je een beetje rustig aan met dat gezuip van je. Bezopen westerse klootzakken hebben in dit land al voor genoeg ellende gezorgd.’ Je weet het gewoon niet. Bovendien is het me al eens overkomen tijdens een wandelvakantie in Spanje. Dat een mevrouw achter de bar me na drie redelijk snel achter elkaar genuttigde biertjes ongevraagd alcoholvrij begon te schenken. Voor de zekerheid ben ik toen maar Spaanse Brandy gaan drinken; daarvan wist ik zeker dat die niet alcoholvrij bestaat.
Naast Alena, Menno, Belle en ik zijn er dus nog twee gasten. De min of meer in het vorige verhaaltje geïntroduceerde Australische constructiewerker Jeff en de van oorsprong Ierse Marianne, die overal ter wereld heeft gewerkt: Singapore, Bangkok en op het moment van ons ontmoeten in een dorpje in de buurt van Sydney. Jeff en Marianne bewerend deze reis – die hen langs háár vroegere woonplaatsen in het Verre Oosten voert – te ondernemen om vrienden van Marianne te bezoeken. In het verloop van de avond krijg ik het vermoeden dat er nog een onderliggende – niet uitgesproken – reden is om in ieder geval Vietnam te bezoeken.
Rond een uur of zes krijgen we kookles van de achttienjarige Nam, die ondanks zijn jeugdige leeftijd een fantastische kok is. Hij doet me denken aan de film The HundredFoot Journey waarbij de Indiase familie Kadam na rellen in hun eigen land – waarbij de moeder om het leven komt – op het platteland van Frankrijk een nieuw leven start en een restaurant opent tegenover het tweesterrenrestaurant van Madame Mallory. De middelste zoon Hassan – die ongeveer van de leeftijd is van Nam – blijkt een fantastische kok die het tot drie sterren chef schopt in Parijs, maar uiteindelijk terugkeert naar het Franse plattelandsdorp om het restaurant van madame Mallory over te nemen.
Tijdens de kookles leren we niet meer dan hoe we een verder reeds compleet voorbereide loempia moeten vouwen en rollen. Wel interessant om te zien voor wat voor ‘morele dilemma’s’ een overtuigd veganist als Alena komt te staan. Ze vindt het leuk om erbij te zitten als we de loempia’s vouwen en rollen, maar ze weigert om er actief in deel te nemen. Het is mij niet helemaal duidelijk of ze dat niet wil omdat er vlees in zit verwerkt of omdat ze er gewoon geen zin in heeft.
Gezamenlijk genieten we van een overheerlijk diner met rijstwijn en wisselen ervaringen uit. ’s Avonds hangen we rond in het gemeenschappelijke deel van de Homestay. Jeff en Marianne besteden opvallend veel tijd aan het jongste lid van het gezin: een levendige peuter, die ook veel op de foto wordt gezet. Mijn vermoeden van een enorme en onmogelijke kinderwens wordt steeds sterker. Ik schat hen beiden op een jaar of vijfendertig.
Alena en Menno zijn dan al lang vertrokken naar hun eigen kamer, waarschijnlijk om de enorme verliefdheid die ze voor elkaar voelen te praktiseren. Ik op mijn beurt word – zittend aan een lange tafel – geterroriseerd door de recalcitrante twaalfjarige zoon van de familie. Hij probeert voortdurend met een pen te krassen op mijn notitieblad en als zijn familie uit het zicht is, steekt hij snel een bijna opgerookte peuk op uit de asbak op tafel. Ik vind dat ik daar als 58-jarige man iets van moet zeggen, maar dat is natuurlijk volstrekt zinloos. Ik ga naar bed.
We ontbijten de volgende ochtend met pannenkoeken, ananas en honing. Daarna is het wachten op Zhi. Zij heeft zich gisteren na de wandeling gedoucht en ons nog een tijd verblijd met haar enthousiasme en vrolijkheid. Ze heeft me verteld dat ze heeft leren gidsen door als elfjarige met de groepen mee te lopen en met toeristen te praten. Zo heeft ze ook Engels leren praten en verstaan. Blijkbaar heeft ze al jong besloten om iets te maken van haar leven.
Ik zie dat een van haar voortanden is een klein beetje is aangetast door … tja, geen idee wat … ik ben boeddhaverdomme geen tandarts … het is ook niks ergs … maar is het begin van zoiets als een aftakelingsproces. Ik denk met schrik aan de weliswaar geweldige Zwarte Hmong vrouwen die me hebben ondersteund bij mijn afdaling … maar die tanden! …
Ik druk Zhi op het hart dat ze haar tanden goed verzorgd. ‘Dat is belangrijk in de toeristenindustrie.’ Ik hoop maar dat ze iets van mijn raad in acht neemt. Heb er ook wel vertrouwen in: ze is zó slim. Je kunt het nooit zeker weten natuurlijk, maar dit meisje zou een geweldige carrière hebben opgebouwd als ze was opgegroeid in een samenleving die haar kansen zou bieden.
Grumpy Old Granny loopt de hele dag rond. Vittend op iedereen die ze toevallig tegen het lijf loopt, behalve Smiling Old Grandpa. Hem behandelt ze – voor haar doen – bijzonder liefdevol. Ik heb een tijdlang nagedacht of de jonge vrouw des huizes de schoondochter is of de dochter, maar ze moet haast wel familie zijn van Grumpy Old Granny. Wat een heerlijk takkewijf. Heel goed in het tellen van geld en het bijhouden van de administratie. Als ik de volgende ochtend in het algemeen vraag of ik de familie aan het ontbijt mag fotograferen, zegt ze: ’twee dollar’. Haar echtgenoot is – voor zover ik kan bepalen uiteraard – een nietszeggende kerel die er volgens mij maar een hekel aan heeft dat er vreemde mensen in zijn huis rondlopen. Verder zijn daar nog de recalcitrante tiener, de peuter, twee meisjes van een jaar of dertien, veertien en een stel dat ik niet goed kan thuisbrengen: zijn het nu gasten of horen ze op de een of andere manier bij de familie?
Aan een van de wanden hangt een serie foto’s van – naar ik vermoed – een jongere versie van Smiling Old Grandpa in een redelijk indrukwekkend uniform. Als ik hem ernaar vraag knikt hij trots en verheugd. Ik heb geen idee van de rangen in het Vietnamese leger en de betekenis van de onderscheidingen die op zijn borst prijken. Maar het ziet ernaar uit dat Smiling Old Grandpa in zijn jonge jaren zijn sporen heeft verdiend en flink wat jonge, blanke westerse mannen en Chinezen heeft omgelegd bij de verdediging van zijn land. Vietcong neem ik aan; we zitten hier uiteindelijk in het noorden. Gezien zijn leeftijd heeft hij misschien nog wel tegen de Fransen gevochten, bijna zeker tegen de Amerikanen en hoogstwaarschijnlijk tegen de Chinezen. Zijn vriendelijke, maar enigszins afwezige blik herinnert me aan m’n ome Cor. Die heeft in de tweede wereldoorlog met de Prinses Irene Brigade gevochten tegen de Duitsers en verder in Suriname, Indonesië en Korea. Het zijn de ogen van mannen die teveel hebben gezien en meegemaakt.
Het is gisterenavond gaan regenen en dat is de hele nacht doorgegaan. Bij vertrek voor de wandeling hangt er een zware wolkendeken van mist over het landschap. De paden zullen nu nog veel glibberiger zijn dan gisteren, de hulp van de Zwarte Hmong vrouwen veel harder nodig.
Tijdens de korte pauze halverwege geeft Jeff aan dat Marianne en hij de tocht met een dag inkorten:
‘We zijn hier gekomen voor de mooie vergezichten. Niet voor de mist en de modder. Dan waren we wel naar Schotland gegaan.’
Ik begrijp wat hij bedoelt en tegelijkertijd vind ik het een vreemde redenering. Want hoe kun je een landschap zien zonder de klimatologische omstandigheden? Natuurlijk is Sapa esthetisch op z’n fraaist bij een heldere lucht en een mooi zonnetje. Maar de regen en de mist horen er net zo goed bij. Zo is het weer nu eenmaal en de kans op regen en mist is in deze periode van het jaar groot. Dat staat in iedere reisgids. Maar los daarvan is het weer nu eenmaal niet iets dat je met een knop eenvoudig aan of uit kunt zetten. Het is iets dat je ook als toerist – net als de mensen hier – moet aanvaarden. Maar goed, ze hebben uiteraard het volste recht om te doen wat ze doen. Ongewild nemen we later op de dag geen afscheid van hen omdat hun gids bij het binnengaan van een dorp een andere weg kiest dan Zhi.
Lees verder: Moderne reizigers