Selecteer een pagina
Randy de Rat

Randy de rat

Randy de RatDaar staan we dan. In het centrum van Hanoi om een uur of acht ´s avonds. Nu enkel nog een hotel scoren. We volgen de stroom passagiers naar de centrale hal van het station waar ook de tickets worden verkocht. Op zoek naar ‘Tourist Information’. In de hoop dat die nog open is.
Op de ruit van een kantoor waar een vrouw geld zit te tellen, hangt een bord met opschrift ´Tourist Information´, met daaronder een telefoonnummer. Ik neem aan dat je dat nummer als toerist kunt bellen, maar ik kies voor de gemakkelijke weg en vraag de geld tellende vrouw of ze een hotel weet.
´Mango hotel. Buiten het treinstation aan de linkerkant.´ Haar toon doet vermoeden dat toeristen vaker voor de gemakkelijke weg kiezen. Maar de inhoud van haar boodschap klinkt wel goed. Lekker dichtbij. Maar is het ook betaalbaar?
´Is goede prijs´, antwoord de vrouw wederom op mechanische toon. Of ze kan gedachten lezen of dat is standaard de tweede ongewenste vraag die toeristen altijd stellen.

Het leven lacht ons toe, maar eenmaal op straat beseffen we dat niet van die geweldige cijferaars zijn en dat er weer een financiële transactie aankomt. Het hotel in Ho Chi Minhstad kostte 13 EUR per nacht, zo´n 400.000 VD. We kunnen er vanuit gaan dat dit hotel – waar we nu rond half negen ´s avonds ongevraagd binnenlopen – meer gaat kosten. We besluiten dat 1.000.000 VD ons absolute maximum is. Met dat voornemen stappen we het Mango hotel binnen.

Laat ik het zeggen zoals het is. De man achter de balie is een type dat ik niet vertrouw. Om te beginnen is hij klein van stuk. Dat zijn meer mensen in deze regio en ik ben zelf niet groter dan een-meter-vierenzeventig, maar in zijn geval werkt het in zijn nadeel. Hij heeft in mijn ogen ook iets ratachtigs. Dat geldt dan weer niet per definitie voor de mensen in de regio en is dus volstrekt subjectief, maar toch werkt dit ook in zijn nadeel. Maar alles bij elkaar genomen, zegt dit helemaal niks. De geschiedenis leert ons immers dat de meest onbetrouwbaar ogende mensen in tijden van grote nood de meest onbaatzuchtige helden zijn. Maar er is één reële aanwijzing voor zijn onbetrouwbaarheid: hij wil geen duidelijk antwoord geven op de vraag wat een nacht verblijven in het hotel kost. Daarvoor wil hij eerst weten hoe laat we morgenvroeg denken te vertrekken. Doen we dat vóór twaalf uur ’s middags, dan rekent hij anderhalve dag. Verlaten we de kamer vóór tien uur ’s ochtends, dan is dat slechts één dag.

We geven aan dat we vóór tien uur ’s ochtends weg zijn uit de kamer. In dat geval kost de kamer 820.000 VD. Ruim binnen het van tevoren vastgestelde budget, dus gaan wij akkoord. Maar als ik om een bonnetje vraag, kijkt hij me aan met de blik van Manuel in Fawlty Towers:
‘Que?’
‘Het bonnetje. Het bewijs van onze afspraak.’
Ik kijk in de ogen van het totale niets. De oneindige leegte. En ik begrijp dat – hoe graag in het ook wil – ik van hem geen bonnetje of wat dan ook ga krijgen. Zeker niet nadat hij mijn paspoort in een officieel ogend, stoffen zak heeft opgeborgen. Of we hier nu blijven slapen of niet, betalen zullen we. En aangezien ik veel te vermoeid ben om hier te gaan staan bakkeleien over een bonnetje, laat ik het voor wat het is. Misschien steek ik morgen z’n hele hotel wel in de fik. Ziet-ie maar wat-ie ermee doet. De vuile kut-Vietnamees.

De receptionist begeleidt ons naar de tweeënhalfde verdieping en direct bij binnenkomst in onze kamer weet ik dat we genaaid zijn. En goed ook. Want deze kamer kán gewoon niet voor de prijs die hij heeft genoemd. Dat wordt morgen het dubbele dokken. Zonder bonnetje hebben we geen poot om op te staan. Belle zegt weliswaar dat ik weer idioot aan het doen ben, maar ik weet het zeker. We zijn de lul! En mijn angst wordt nog eens extra bevestigt als ik het wachtwoord voor het internet lees: ‘randytherat’. Mijn observatie was dus helemaal niet zo subjectief. Er zijn meer mensen die hem op een rat vinden lijken. Hij ìs een rat. Randy de rat.

Na het douchen blijft nog de vraag: waar gaan we iets eten? Ik stel voor om naar het restaurant van het hotel – beneden naast de lobby – te gaan. Da’s lekker dichtbij en kunnen we na het eten hup, hup onze bedjes in. Tot mijn niet geringe verbazing kan Belle zich daar wel in vinden. Meestal moeten we eerst in de meest afgelegen straatjes op zoek langs de meest achenebbisj tentjes voordat ze – na heel veel wikken en wegen – uiteindelijk akkoord kan gaan. En in ieder geval nooit McDonalds, Burger King of welke andere fastfoodellende hè. Dat is puur vergif.
Maar goed. Deze keer kom ik er wat gemakkelijker mee weg. Ze zal wel moe zijn.

In het restaurant zitten nog steeds dezelfde Aziatische mannen die er bij onze binnenkomst ook al zaten. Maar ik heb wel het idee dat ze aan het afbouwen zijn. We vragen de jonge ober wat de mogelijkheden zijn en hij wijst op de vele verschillende menukaarten die op de bar liggen. Er lijkt veel mogelijk, maar wanneer ik de kaarten opensla, zie ik tot mijn schrik dat het om McDonalds- en KFC-achtige gerechten gaat. Ik vrees alsnog een afmattende speurtocht naar een authentiek Vietnamees restaurant in de achterbuurten van Hanoi, maar Belle blijkt ‘voor deze ene keer’ bereid om ‘die rotzooi’ te vreten’.
Ze moet echt heel erg moe zijn.

We gaan zitten om op de kaarten een gerecht te zoeken dat op de één of andere manier met Vietnam te maken heeft. Vergeefse moeite. Want Randy de Rat meldt dat het restaurant gesloten is. We moeten ergens anders gaan eten. En daarmee slaat ook bij mij de vermoeidheid definitief toe.

Lees ook: De Bollewangenhapsnoet