Selecteer een pagina
Vertraagd vertrek naar Sapa

Vertraagd vertrek naar Sapa

Vertraagd vertrek naar SapaBelle en ik zijn gisterenavond vroeg naar bed gegaan. De bus naar Sapa vertrekt vanochtend om negen uur. Maar wanneer wij ons de volgende ochtend bepakt en bezakt melden in de receptie, reageert Minh verbaasd. De bus naar Sapa? Om negen uur ’s ochtends? Om negen uur ’s avonds zullen we bedoelen! We kijken het voor de zekerheid nog even na, maar hij heeft gelijk natuurlijk. Typisch gevalletje Bellenbob. Maar ook zoals als altijd: wij zitten er niet mee. Hebben we mooi nog tijd voor twee wandelingen door de stad. Eerst maar eens even eten. Hebben wel voor even genoeg van de soepjes en kiezen voor een koloniaal Frans broodje. We hebben de keuze uit ei of ham. De altijd vrij met menukaarten goochelende Belle wil graag een broodje ei mét ham, maar dat kan niet. Belle is stomverbaasd, maar ik herken de situatie uit de tijd dat ik in de kantine van het overdekte zwembad en de sporthal in Uden werkte.

Ik werkte daar veel samen met militairen van de nabijgelegen vliegbasis Volkel. Goeie kerels hoor – daar niet van -, maar ik kan niet zeggen dat ze in staat waren om lekker zelfstandig en flexibel te denken. En dan druk ik mij netjes uit. Nu wil het geval dat wij in Club Olympus twee hoogtepunten op de menukaart hadden staan: een broodje hamburger speciaal en een frietje hamburger speciaal. Hoor ik op een gegeven moment in het voorbijgaan een man aan een ‘militaire collega’ van mij vragen:
‘Frietje hamburger speciaal, broodje hamburger speciaal. Ik wil eigenlijk gewoon een hamburger speciaal.’
Mijn interesse was direct gewekt. Ik zie hoe mijn collega zich half verwonderd, half ontredderd omdraait om naar de menukaart op de wand te kijken:
‘Dus u wilt een hamburger speciaal zonder brood of friet’, herhaalde hij langzaam als was het een mantra om de tijd te winnen die hij nodig heeft om te ontdekken of er tussen zijn diensten door een nieuw gerecht op de menukaart is bijgekomen. Dat is tot zijn grote opluchting niet het geval, dus zegt hij:
‘Dat hebben wij niet. We hebben enkel broodjes hamburger speciaal en friet hamburger speciaal.’
‘Nu is het de beurt aan de klant om half verwonderd en half ontredderd te zijn:
‘Die combinaties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden’, vraag hij.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Het is niet mogelijk om die hamburger los van dat broodje of die friet te serveren?’
‘Het staat niet op de menukaart.’
Tot nog toe heeft die klant een bewonderenswaardig engelengeduld getoond, maar nu begint hij toch een beetje ongeduldig te worden en wil het naadje van de kous weten:
‘Okay, wat is een hamburger speciaal?’
‘Bedoelt u met friet of met een broodje?’
‘Dat interesseert me niet, maar laten we voor het argument zeggen een broodje …’
‘Met wat er op? We hebben broodjes kroket, broodjes frikadel …’
‘Met een hamburger speciaal! Waar hebben we het nou de hele tijd over?’
‘Dat is een broodje met daarop een hamburger, ham, gesmolten kaas en een spiegelei, geserveerd met een rode saus, die speciaal door onze kok wordt gemaakt volgens een geheim recept.’
‘Fijn. En wat is dan een frietje hamburger speciaal?’
‘Een frietje hamburger speciaal is een hamburger met daarop ham, gesmolten kaas en een spiegelei. Geserveerd met friet en een rode saus die speciaal door onze kok wordt gemaakt volgens een geheim recept.’
‘Dus als ik het goed begrijp zijn die hamburgers speciaal identiek. Hoe moeilijk is het dan om dat broodje en die friet weg te laten?’
Er is een moment van twijfel en misschien zelfs van lichte paniek. Hij weet het niet meer. Hij kijkt nog een keer met een bezwaard gezicht naar het menubord op de wand en zegt dan toch weer enigszins zelfverzekerd:
‘Omdat het niet op de menukaart staat.’
‘De man slaakt een zucht en zegt:’ Weet je wat? Geef mij maar een broodje hamburger speciaal. Dan flikker ik dat broodje wel weg.’
‘Komt er aan mijnheer’, antwoord mijn militaire collega alsof hij een volstrekt normaal gesprek heeft gevoerd.’
Zover laat Belle het deze keer gelukkig niet komen. We kiezen allebei voor een broodje met gemengde groenten en vlees en het smaakt prima.

Terwijl we onze broodjes eten, zien we hoe een gedistingeerde blanke heer met een zekere embonpoint – bij bouwvakkers noemen ze dat gewoon een bierpens – van middelbare leeftijd met een mooie en goed geklede Aziatische dame uit een taxi stappen en een chique boutique hotel binnengaan. Ik kan me altijd vergissen, maar volgens mij is de deal duidelijk. De dame in kwestie is zo te zien meerderjarig, dus wat mij betreft gaan ze hun gang maar. Ik vraag me wel af of die man zich wellicht toch niet een beetje opgelaten voelt. Hij ziet eruit als iemand die behoefte heeft aan status en ik vermoed ook dat hij thuis in zijn eigen omgeving – in bepaalde kringen – aanzien geniet. Als ambtenaar, ondernemer, manager of een ander functie waarvoor je op bepaalde momenten in het buitenland vertoeft. Als het waar is wat ik denk, loopt hij hier toch rond met een jongedame van een bepaald allooi. Oké, het is zeker geen straathoertje, maar dan toch in ieder geval een callgirl en iedereen hier ziet dat. Oh, de twee worden met alle egards behandeld hoor. Maar de gedachten van de anderen zal niet veel verschillen van die van mij, vrees ik. En dat moet toch een beetje knagen aan een man die behoefte aan status heeft. Want zoals een topsporter zelfs het meest onbenullige wedstrijdje wil winnen, willen dit soort figuren altijd aanzien hebben.
En dan zijn daar wellicht nog vrouw en kinderen thuis, die gezien zijn leeftijd wel wat ouder zullen zijn. Vermoedt zij iets dat hij de kluit belazerd? Hebben de kinderen een idee of een vaag vermoeden? Knaagt dat aan zijn geweten of denkt hij alleen ‘mmm, dat wordt lekker neuken straks’. Voor de vrouw liggen de kaarten duidelijker. Zij heeft de poen gewoon nodig en die zuigt ze straks op allerlei mogelijke manieren uit zijn lendenen.

In schril contrast met dit tafereel staat de act voor het belendende pand waar een man acht gigantisch grote dozen op een brommer staat te binden. Nog niet eens met Duck tape, maar met gewoon plakband. We hebben dit soort constellaties wel vaker zien rondrijden, maar dit is de eerste keer dat ik er getuige van ben hoe zo’n constellatie wordt gebouwd.

Terwijl wij aan het wandelen zijn, begint het te miezeren. Maar in Hanoi kun je bijna overal min of meer droog wandelen onder de zwaar versleten luifels. Onder één daarvan eten we een overheerlijke eierpannenkoek, die overigens niets te maken heeft met de slappe meelbrij die bij ons in Nederland onder die naam wordt verkocht.
Het lijkt of we terecht zijn gekomen in de boeken van mijn favoriete stripheld Kuifje. Of eigenlijk moet ik zeggen ‘mijn favoriete stripheld Kapitein Haddock’, want zonder zijn malle fratsen zouden de verhalen van de razende reporter een stuk saaier zijn. We zijn inmiddels op een lokale markt geraakt. De plek waar restaurateurs en straatverkopers hun waar inkopen en waar toeristen niets te zoeken hebben.

Belle en ik trekken dan ook geen enkele aandacht op de markt. Ze weten dat wij hier toch niks gaan kopen. Wij zijn totaal niet interessant. Het voelt een beetje alsof wij onzichtbare geesten zijn. Ook fotograferen is geen enkel probleem. We doen maar wat we niet kunnen laten! Het zal ze allemaal een grote, dikke, vette worst zijn. En nu ik het toch over worst heb; we lopen nu in het deel waar de dieren tot voedsel worden verwerkt. Dat gaat er in onze westerse ogen wreed aan toe: kippen die in te kleine kooien zichten te wachten totdat ze er door een onverschillige hand worden uitgepikt voor onthoofding en in afwachting daarvan op elkaar in pikken. Meervallen die in teilen zo opeengepakt in het water hangen dat ze niet heen of weer kunnen. Zij worden bij uitverkiezing domweg in tweeën gehakt en in twee delen op een plank gelegd om een langzame dood te sterven, voordat ze verder worden verwerkt. Ik heb uiteraard geen idee hoeveel besef die beesten hebben, maar het nerveuze happen naar lucht en het krampachtige gespartel van hun staart doet het ergste vermoeden. Voor mijn gemoedsrust ga ik er maar vanuit dat ze dat laatste deel van hun lichaam niet meer voelen, of als fantoompijn beschouwen. Een stukje verderop zie ik hoe een vrouw – gezellig keuvelend met haar collega – een grote platvis met een stuk ijzer een ferme tik op de kop geven om deze vervolgens met een soort van staalborstel van zijn schubben te ontdoen. Ook dit dier is volgens mij nog niet dood.

Krioelende aaltjes in een teil, radeloze kikkers opeengepakt in een te krap net. Het is een horrordierentuin van de dood, maar tegelijkertijd besef ik dat de dieren in de bio-industrie bij ons in het rijke westen het echt niet beter hebben en dat de onverschillig wreedheid hier bij ons plaats heeft gemaakt voor onwetendheid. Hier gebeurt het tenminste nog in alle openheid en weten de mensen dat een dier een vreselijke dood heeft moeten sterven om tot voedsel te dienen Bij ons moeten de beesten eerst worden verwerkt tot onherkenbare liflafjes voordat we het kopen en eten. We willen vooral niet meer zien dat het een dier is geweest.

Na de vlees-, vis- en gevogeltemarkt komen we in het deel waar in grote overvloed groenten en fruit worden aangeboden. In haar enthousiasme begint de tuinier die Belle is – tegen beter weten in – allemaal bijzondere details tegen mij te vertellen. Terwijl zij als geen ander weet dat ik noch in natuur noch in details ben geïnteresseerd. Ik ben van de onzin en het grote gebaar.

In de overdekte markt staan wij oog in oog met een gigantisch aanbod aan … alles eigenlijk. De wereld. Noten, zaden, gedroogde vis, grootverpakkingen koffie, thee, rijst en weet ik veel wat al niet meer aan langer houdbaar voedsel. Maar ook schemerlampen, mobiele telefoons, gouden karaoke microfoons, horloges, televisies, portemonnees, tassen, koffers en kantoorartikelen zoals papier en pennen. Als pennenfetisjlist kan ik het natuurlijk niet nalaten een doosje met twaalf rollerballs te kopen voor 200.000 VD. Dus die dingen zijn hier zo zeldzaam dat ze – naar Vietnamese begrippen – een vermogen kosten. Of ik ben opgelicht. Dat laatste vrees ik.

We passeren voor de verandering weer eens een tempel – of een pagode, ik kan die twee niet uit elkaar houden -, waar in dit geval een of andere onbegrijpelijke ceremonie wordt gehouden. Een monnik leest in een hypnotiserende cadans iets voor waarvan ik vermoed dat het namen van Vietnamezen zijn. Voor wat het waard is, want mijn beheersing van de Vietnamese taal is redelijk roestig. Vervolgens ga ik ervan uit dat het de namen zijn van de gevallen van één van de vreselijke oorlogen die dit land hebben geteisterd. Maar nogmaals, zeker weten doe ik het niet. Voor hetzelfde geld leest hij de menukaart voor van zijn favoriete Hongaarse restaurant.

Voor mij als toeschouwer aan de linkerkant zit een vrouw in Boeddha zit voor een teiltje met daarover een raster van lange satéprikkers. Ze houdt haar linkerhand hoog boven het teiltje en laat daaruit – precies op het moment dat er een bel klinkt – wat fijngesneden peterselie in het teiltje vallen. Hoe ik weet dat het peterselie is? Geen is idee, maar het is groen en het is fijngesneden. Dat is meestal peterselie. Direct nadat de peterselie in het teiltje is gevallen, zwaait ze met een groot mes door de baan waar de peterselie is gevallen. Heel apart.

In weer een ander deel van de stad valt er bijna een stang van een luifel op m’n harses. De Vietnamese eigenaresse weet niet hoe diep ze moet buigen om aan te geven hoe erg ze het vindt. Ik op mijn beurt probeer haar duidelijk te maken dat het er niet zoveel toe doet en dat ik er meestal de oorzaak van ben dat andere mensen attributen op hun kop krijgen. In tegenstelling tot haar mis ik zelden. Om haar op haar gemak te stellen, pak ik de luifelstang van straat en scheur daarbij compleet uit mijn broek.
Na wat passen en meten kies ik in een outdoor winkel een nieuwe broek, die volgens Belle van een goed merk is. Uiteraard beseft ook zij dat alle merkkleding hier volstrekt nep is. Voor de prijs hoef ik het niet te laten, want 350.000,00 VD is slechts een fractie meer dan ik voor 12 pennen heb betaald. We kopen er nog een tweede broek bij. Life is sweet in Hanoi, even if you´re down and out.

Tijdens het vervolg van de wandeling lopen we langs het beroemde Chuong Vangtheater, waar in de jaren ’20 van de vorige eeuw regelmatig Cai Luong stukken werden opgevoerd. Cai Luong is een vernieuwende beweging in het theater waarbij de stukken niet langs de lijnen van de tradities tot stand kwamen, maar waarbij de theatermakers vrij en flexibel zijn in hun artistieke keuzes. De stukken kunnen een historische insteek hebben, maar kunnen ook modern zijn. Lang of kort. Dik of dun. Humoristisch of somber. Het kan dus alles zijn. Of juist niks. Heel vreemd. Maar goed, juist vanwege die open benadering kreeg deze theatervorm veel navolging. Tegenwoordig speelt meer dan de helft van de theatergezelschappen Cai Long. Ik heb overigens nog een foto gemaakt van het beroemde Chuong Vangtheater, maar achteraf blijk ik het verkeerde gebouw te hebben gekiekt. Ik weet nog dat ik dacht: ‘he, er zit tegenwoordig een elektronicazaak in het beroemde Chuong Vangtheater.’ Nou ja, sluit mooi aan bij de Cai Luong gedachte. Het maakt niet uit, als je maar lekker bezig bent.

Belle wil vanavond niet meer aan de straat eten vanwege de enorme hoeveelheid uitlaatgassen die voortdurend wordt uitgestoten. Vooral door die voortdurend om ons heen zwermende brommertjes en scooters.
We kiezen voor een klein, keurig verzorgd en super proper tentje. Met veel glaswerk en bamboe. Volgens Belle allemaal smaakvol gedaan, dus daar gaan we dan maar vanuit. De toko wordt gerund door twee enthousiaste en mooie jonge mensen. Het eten is overheerlijk. Succes verzekerd, zou je zeggen. Nee dus. Niet in Hanoi en in ieder geval niet vanavond. Want buiten ons tweeën meldt zich enkel nog een Engels of Amerikaans meisje voor een take away broodje. We vrezen dat het zakelijk inzicht van deze twee alleraardigste, ambitieuze mensen net zo groot is als dat van ons. Nou, dan lonkt altijd de bijstand, die ze hier helaas niet hebben. Dan maar hopen dat ze van rijke komaf zijn.

Terug in het Caballos hotel worden we weer allerhartelijkst ontvangen met thee en bier door Man en Minh. Man heeft ook nog een grote zak vers fruit voor ons gekocht voor in de bus. Wat ons betreft is Caballos misschien niet de meest luxueuze plek om te verblijven, maar de grenzeloze gastvrijheid maakt alles meer dan goed.

Lees verder: In de bus bij Elsa, kampcommandant van de führer