Selecteer een pagina
De grap van het open bus ticket …

De grap van het open bus ticket …

De grap van het open bus ticket …De volgende ochtend melden we ons bij de receptie van The Long Hotel voor het ontbijtbonnetje en informatie over een bus ticket naar Hue. De receptionist vertelt dat we veel beter een Open Bus ticket naar Saigon kunnen nemen. Dat is goedkoper en biedt ons de mogelijkheid om naar eigen inzicht of ingeving in ieder tussenliggend plaatsje uit te stappen. Dat lijkt ons wel iets. Lekker ongeorganiseerd en bovendien goedkoper. We reserveren direct twee plekken voor de bus naar Hue morgenavond.

Vandaag gaan we wandelen. Niet langs de rivier met de fluisterstil voorbij glijdende bootjes, want dat hebben we gisterenmiddag al gedaan na de fietstocht. Zo’n boottochtje wordt in de reisboeken aangemerkt als één van de toeristische hoogtepunten van een bezoek in deze streek. De bootjes zijn langwerpige kano’s, aan de achterkant met lange houten peddels aangedreven door een vrouw. Altijd een vrouw. Zoals eigenlijk alle fysieke arbeid in het openbare toeristische leven door een vrouw wordt gedaan. De enige mannen die wij zien werken zijn taxichauffeurs – zowel met de auto als met de scooter of brommer – en geüniformeerde overheidsvertegenwoordigers, die overigens zeer zelden nadrukkelijk aanwezig zijn. Dat peddelen om de boot voort te bewegen doen de dames overigens niet met hun handen, maar met hun voeten.

We nemen het weggetje dat van de rivier afbuigt en komen al snel in een vervallen dorpje dat – in ieder geval voor een deel – ooit was ingericht als een soort van openluchtmuseum. Overal staan vitrines met oude kommetjes, schotels en ander aardewerk. Ik besluit direct om er mijn gemak van te nemen: ik krijg Belle hier toch voorlopig niet weg. Dit is haar ‘beloofde stad’.
Na een half uur tot drie kwartier wandelen in het – volgens mij nog niet eens lang geleden verlaten -stadje komen we op een groot plein met een gebouw dat bewoond lijkt te worden en alle trekken heeft van een horecagelegenheid. En als een hond achter dat gebouw begint te blaffen, komt er inderdaad een vrouw naar buiten gelopen met twee entreebewijzen in haar hand. Ik vraag me af in hoeverre die entreeheffing officieel is. Het kan goed zijn dat die mensen hier gewoon wonen en die entree zelf hebben verzonnen. Maar voor de dertig cent die ze vraagt, gaan wij ons niet druk maken. Zeker niet als ze ons ook nog eens koffie kan serveren die we lekker in het zonnetje opdrinken.

Het vervolg van onze tocht bestaat uit rijstvelden, rijstvelden, een overwoekerde begraafplaats met grazende koeien, rijstvelden, kegelvormige rotsformaties, de rivier met de bootjes, rijstvelden en kegelvormige rotsformaties.
Er loopt een man tot aan zijn borst in het water met iets dat sterk lijkt op een drijvende koelkast naast hem en een constructie in zijn handen die veel weg heeft van de handvaten van een schrobmachine. Het lijkt net alsof hij de bodem van de rivier aan schrobben of stofzuigen is. Later zien we een man die in laag water hetzelfde doet. Blijken de handvaten niet bij een schrobmachine te horen, maar bij een net dat over de bodem schraapt. De ‘koelkast’ blijkt een beschermdoos voor een aggregaat te zijn. Puls visserij avant la lettre? In ieder geval niet al te succesvol, er liggen niet meer dan drie armzalige visjes in zijn houten boot. Ik besef maar weer eens dat veel mensen in Vietnam hun kostje nog steeds letterlijk bij elkaar moeten schrapen.

We worden op het dijkje gepasseerd door drie mannen op een brommer die een eindje verder een hekwerk opzijzetten om door te kunnen rijden. Het hekwerk wordt heel nadrukkelijk weer teruggezet voordat ze hun weg vervolgen. Het is duidelijk bedoeld om onbevoegden buiten te houden. Maar we voelen ons helemaal niet ‘onbevoegd’. Als er ooit twee argeloze wandelaars over het oppervlak van de aarde hebben gestruind, dan zijn wij het wel. Wij voelen ons derhalve zeer bevoegd en wandelen dan ook verder over het dijkje. Totdat we uitkomen bij een huisje waar die drie brommerrijders bij elkaar zitten. Ik wijs naar een punt achter hen op het dijkje en maak een vragende beweging met mijn hoofd (geen idee wat dat is – ‘een vragende beweging met mijn hoofd’- maar zo voelt het. Hierop schudden zij hun hoofd – ze hebben die ‘vragende beweging met mijn hoofd’ begrepen – en wijzen op een punt op de dijk achter ons. We zijn dus wel degelijk onbevoegd.

Op de weg terugvalt het ons nu op dat het land op meerdere punten wordt begrensd door een hekwerk. En in combinatie met de verschillende groepen – vooral fietsende – toeristen dringt het tot me door dat de hekken vooral bedoeld zijn om de werklui in deze omgeving te beschermen tegen opdringerige, nieuwsgierige lieden zoals wij. Brutale apen die toch doorlopen ondanks de opgestelde hekken. Uitermate irritant!

Na de natuurlijke rust van de ochtend verkennen we ‘s middags de directe omgeving van ‘De Getemde Pik’. Het is opvallend hoeveel bouwactiviteiten er plaats vinden. Overal wordt gehakt, gebroken, omgestoten, afgevoerd, getimmerd, gemetseld, gestort en afgewerkt. Alle tekenen van een land in opbouw. Deze mensen zijn ambitieus en willen vooruit.
Op de weg terug passeren we een lokale markt. Bij het vlees zie ik allemaal ontvelde koppen waarvan ik vermoed dat het honden zijn, maar Belle zegt dat het varkens zijn. Ik bedenk dat we eigenlijk nog geen tekenen hebben gezien dat mensen hier hond eten. Ervan uit gaande dat dat nog wel degelijk gebeurt, vermoed ik dat de Vietnamezen de sporen daarvan zoveel mogelijk buiten het blikveld van de toeristen houden.

Verder op weg naar The Long Hotel passeren we een eettentje waar een man hout tot houtskool staat te stoken.
‘Mmm BBQ’, zegt Belle. ‘Daar heb ik wel zin in.’
Een betrekkelijk onzinnige vaststelling omdat wij altijd wel zin in BBQ hebben.
Een medewerkster van het restaurant heeft onze interesse opgemerkt en nodig ons lachend uit om plaats te nemen op het terras. We lachen terug, zeggen dat we later terugkomen en menen dat nog ook.
Terug bij The Long Hotel gaat Belle naar boven om te douchen en ik neem een biertje op het terras. Ik erger me helemaal wezenloos aan een kerel van een jaar of vijfendertig die tegenover twee Duitse blondines van hooguit twintig zit af te geven op zijn ex. Dat ‘stomme wijf’ zou volgens hem ook nooit de ware essentie van het reizen hebben begrepen zoals zij drieën dat natuurlijk wel doen.
Geneuzel natuurlijk, maar wél een vraagstuk waar ik nu al twee weken – of eigenlijk vanaf het moment dat we de vlucht hebben geboekt in augustus – mijn hoofd over breek: wat is de essentie van al dit rondsjouwen? In ieder geval niet om als man van middelbare leeftijd in dat verre buitenland twee ontzettend lekkere, maar veel te jonge meiden je nest in te lullen door je ex-vrouw te ‘bevuilen’. Ik mag hopen dat hij net zo’n blauwtje loopt als een zekere Australiër die ik ooit heb ontmoet in een bar in Sydney. Maar ik vrees dat hij daarvoor te glad is.

Ik ben blij dat we die zeurpiet achter ons laten en in de richting van het BBQ-restaurant lopen van de vriendelijk lachende vrouw tegen wie we ‘later’ hebben geroepen. Op de weg ernaartoe blijkt nóg een BBQ-restaurant te zijn waar veel Vietnamezen zitten. Maar vanwege dat ‘later’ lopen we door. Toch hangt dat beeld van die Vietnamezen op dat terras nog steeds in mijn hoofd als we het terras van de lachende mevrouw oplopen waar juist veel westerse toeristen zitten. Het eerste beeld is aantrekkelijker. Maar we zijn al gezien en worden welkom geheten door een allervriendelijkste jongeman die ons naar onze plaatsen begeleid.

Het kost weer bijzonder veel moeite om wijn te bestellen. Belle besluit ‘definitief’ om vanaf nu geen wijn, maar wodka te drinken. Dan krijg je weliswaar zelfgestookte rijstwijn – en geen wodka – maar het scheelt gewoon een hoop gezeik. Voor de maaltijd kiest Belle geitenvlees, ik een kippenpoot (ja, ik ben een culinaire fijnproever) en terwijl we wachten kijken we toe hoe een westerse toeriste aan tafel een hond voert. We vragen ons af wat de plaatselijke bevolking daarvan vindt; eenmaal gevoerd aan tafel leer je dat zo’n beest nooit meer af. Betekent dat wellicht ‘hoogste tijd om hem op te eten’? Of houden ze zo’n beest juist om die stomme westerse toeristen te vermaken?

Het duurt lang voordat het eten wordt geserveerd. We gaan ervan uit dat het geitenvlees meer tijd nodig heeft om te garen dan de kippenpoot. Maar uiteindelijk wordt het geitenvlees als eerste opgediend en laat die verrekte kippenpoot nog zo’n kleine tien minuten op zich wachten. Intussen zijn de honden voerende dame en haar partner verdwenen en heeft het beest zich bij ons gemeld. Gelukkig is hij slim genoeg om snel te beseffen dat hij bij ons nog niet eens bot vangt en verdwijnt van het terras. Waarschijnlijk op zoek naar andere stomme westerse toeristen.

Tijdens het uitchecken krijgen we te horen dat onze Open Bus ticket naar Saigon ná Da Nang niet meer geldig is. Wat volgt is een restitutie met een ingewikkelde omrekenmethode. Daar zijn we bijzonder goed in. Overigens worden onze tickets omgeboekt door er met een pen een nieuwe eindbestemming op te schrijven: Da Nang. En nadat de operatie tot ieders tevredenheid is afgerond, geven we aan dat we graag fietsen willen huren. Bij voorkeur fietsen waarvan de ketting er niet afloopt.
We kunnen onze rugzakken kwijt achter de balie een lopen met de receptionist mee door The Long Hotel en The Long Buffet naar The Long Bicycle. Met de ervaring van eergisteren in ons achterhoofd controleren we de fietsen eerst zorgvuldig op gebreken en proberen ze ook uit. De zadels moeten wat omhoog en mijn banden kunnen wat extra lucht gebruiken. Maar dan zijn we klaar voor onze eerste etappe naar Ninh Binh.

Lees verder: Voorbij de geroosterde Efteling gered door een man met één been