Het Caballos hotel in het hart van Hanoi
Het Caballos hotel is gevestigd in één van de hectisch drukke straatjes rondom het Hoan Kiem meer. Dat is bijna een pleonasme, want alle straten rondom dat meer zijn hectisch druk. Daarop is de Hang Be – de straat waar waarin het Caballos hotel staat – geen uitzondering. Rondom het Hoan Kiem meer is Tai Chi zeer populair. In de zeer vroege ochtend wel te verstaan, want na een uur of zeven is het zo druk met brommertjes en scootertjes dat je de ‘tai’ niet meer kunt onderscheiden van de ‘chi’.
We worden ontvangen door een jongeman die ons later zal vertellen dat hij dertig jaar oud is en dat hij Man heet. Maar ik heb al lang in de gaten dat hij een jonge John Lone is. De Hongkong acteur die wat mij betreft vooral furore maakte in de jaren ’80 film Year of the Dragon. Tegenover Mickey Rourke, die in die tijd nog een ‘gezicht’ had. En nu ik toch bezig ben … Ik ken nog een leuke anekdote over Mickey Rourke uit de tijd dat hij in de film Barfly de rol speelde van Henry Chinanski. De alter ego van underground auteur Charles Bukowski. Rourke was in die tijd wereldberoemd en schathemeltje rijk. Het leven lachte hem toe. Maar tegelijkertijd was hij mateloos gefascineerd door de onderkant van de samenleving. De plek waar Bukowski tot zijn drieënvijftigste had gebungeld en die hij nu dankzij het succes van zijn boeken in opwaartse richting aan het verlaten was. De auteur snapte dan ook geen jota van de voorliefde van de acteur voor de wereld van ‘de schooiers, dieven, moordenaars en andere klootzakken’. Hij schijnt tegen Rourke te hebben gezegd: ‘Je zwemt in de poen, je naait de lekkerste wijven en je drinkt de beste wijnen. Niet de teringzooi die ik mijn hele leven heb moeten zuipen. Waarom zou je in vredesnaam verlangen naar een leven in die ellende? Geloof me, ik heb er mijn hele leven doorgebracht en er is geen reet aan.’
Okay, terug naar John Lone. Sorry, ik bedoel Man natuurlijk. Het gebouw waarin het Caballos hotel is gevestigd, is een vijf verdiepingen hoge pijpenlade. Op die manier wordt er traditioneel gebouwd in Hanoi. Volgens de boekjes is dat vanwege de belastingen. Eenzelfde soort reden waarom ze in Griekenland hun gebouwen nooit afbouwen. Maar volgens een gids die we later deze reis spreken, heeft het te maken met de grond die een familie bezit. Door smal te bouwen, kunnen ze meer zonen van een huis voorzien.
Voor de meeste westerlingen zal het Caballos hotel een rommelige en enigszins vervallen indruk maken, maar Belle en ik voelen ons er direct thuis. Zeker omdat eigenaar Man een lieve, aardige en bijzonder attente man is. Hij gaat soms erg ver in zijn hulpvaardigheid. Zo stáát hij er altijd op om alle vier onze rugzakken in zijn eentje vijf verdiepingen naar boven én naar beneden te sjouwen. En wat Belle en ik ook proberen, hij is er niet vanaf te brengen.
Het grappige van het Caballos hotel is ook dat het twee namen heeft. Naast Caballos heet het Alibaba Hotel & Travel. We vragen Man ernaar. Het zou iets te maken hebben met de naam waaronder toeristen het hotel kennen. Helemaal duidelijk wordt het niet, maar hé dit is Vietnam. Zo gaan de dingen hier soms.
Belle en ik hebben in ieder geval direct een goede klik met Man, wiens volledige naam Doan Man Max luidt. Dat zou de naam van een filmster kunnen zijn. Ik zie het wel voor me. ‘The Secret Job’. Starring Mel Gibson, Charlize Theron en Doan Man Max. Eigenlijk heeft Man alle kwaliteiten voor een filmster. Hij heeft er naam voor en de looks. Maar voor nu drinkt hij samen met Belle en mij thee en organiseert hij onze trips naar Sapa en Ha Longbaai. Dat gaat ons 14.495.000 VD kosten. We maken hem duidelijk dat we de betaling moeten spreiden. Omdat we dat bedrag in z’n totaliteit niet in één keer kunnen pinnen. Dat is geen enkel probleem voor Man.
Voor zijn medewerker Minh lijkt dat aanvankelijk een ander verhaal. Minh is sowieso van een totaal ander kaliber dan Man. Hij doet me denken aan sergeant-majoor Shut-up in de Britse comedyserie ‘It ain’t half hot mum’. Minh praat niet tegen je, hij slingert de woorden met luide stem in je gezicht. Daarbij is ook zijn Engelse woordkeuze niet altijd even gelukkig. Soms lijkt het alsof hij je wil beledigen tot in het diepst van je vezels. De eerste keer dat we hem ontmoeten, schreeuwt hij:
‘JULLIE GAAN NAAR SAPA EN NAAR HA LONGBAAI?!’
‘Dat is inderdaad het plan.’
‘EN WANNEER DENKEN JULLIE TE GAAN BETALEN?!’
‘Dat willen we nu gaan doen. Maar we hebben met Man afgesproken dat we dat in twee keer doen.’
‘OH ZÓ! EN HOEVEEL ZIJN JULLIE VAN PLAN NU TE BETALEN?!’
‘Volgens afspraak betalen we nu 10.000.000 VD en morgen 4.495.000 VD.’
‘Mag ik dan even jullie reçu zien’, vraagt Minh nu plotseling op normale toon. ‘Dan teken ik die 10.000.000 voor jullie af.’
Kortom, ook Minh blijkt nu – en in de loop van de komende dagen –ook een hartelijke kerel. Typisch, maar erg aardig. En ik moet ook eerlijk bekennen: ik ben zelf ook niet bepaald het zacht sprekend type.
Lees verder: Uit eten bij de zombies