In de schaduw van Ho Chi Minh
Hoe je het ook wendt of keert: de op 19 mei 1890 als Nguyen Sinh Cung geboren Ho Chi Minh – ‘Ho die naar verlichting streeft’ – is een man van gewicht in Vietnam. Niet vanwege het aantal kilogrammen dat hij woog – het was volgens mij een tenger ventje -, maar als stichter van de moderne Vietnamese staat. Een mannetjesputter en een onverzettelijk figuur. Ik vrees dan ook dat hij in het dagelijkse leven niet zo’n plezierige kerel was. Al maakt hij op de foto’s en de filmpjes wel een gemoedelijke indruk. Maar vergeet daarbij niet dat hij de Vietnamezen inspireerde en voor een belangrijk deel ook leidde bij het naar buiten schoppen van de veel beter bewapende Fransen, Amerikanen en Chinezen Dat doe je niet door je tegenstander over z’n bol te aaien. En ook voor z’n eigen mensen was hij keihard, want alleen al tijdens het Tet-offensief kwamen er in 1969 500.000 Vietnamezen om het leven. Toch noemen de Vietnamezen hem liefkozend ome Ho.
Ho Chi Minh stierf op 2 september 1969 en maakte zelf de eenwording van zijn land niet meer mee. Hij had laten vastleggen dat zijn lichaam na zijn overlijden gecremeerd moest worden, waarna zijn as over het land zou moeten worden uitgestrooid. Maar dat hebben ze dus lekker niet gedaan. Ze hebben zijn lichaam gebalsemd om hem gekleed in een zijden pak in een glazen sarcofaag gelegd, om hem in een speciaal daarvoor gebouwd gigantisch mausoleum, tentoon te stellen aan de wereld. Alles naar voorbeeld van Vladimir Iljitsj Oeljanov, beter bekend als de Russische revolutionair Lenin. Daar is ome Ho mooi klaar mee. Ik zou er in ieder geval niet blij mee zijn. Is trouwens ook geen grote angst van mij. De kans dat mij dat overkomt is zeer gering.
Het lijkt Belle en mij om te beginnen wel een aardig idee om de dode ome Ho met een bezoek te vereren. We wandelen op ons dooie gemak door de hectische en volstrekt chaotische stad, over de straat van Dien Bien Phu. Genoemd naar plaats waar de Fransen in 1954 zo smadelijk in de pan werden gehakt. In deze straat passeren we het standbeeld van Lenin, die hier dus nog steeds op een voetstuk staat. Het grappige is wel dat het pleintje aan zijn voeten is ingericht als kinderspeelplaats. Wekt de suggestie dat hij is aangesteld als kleuterleider: Kindergarten Cop 2. Met Lenin in de rol van Arnold Schwarzenegger. Z’n Engels zal ongeveer wel geklonken hebben als van de Oostenrijkse eik.
Bij het mausoleum gearriveerd vindt daar juist de wisseling van de wacht plaats. Van links komen drie in smetteloos witte uniformen gestoken militairen met die vreemde paradepas – waarbij ze iedere keer een been zo’n beetje horizontaal voor zich uitsteken – aangelopen. Nooit begrepen wat militaire leiders met dat soort vormen van marcheren willen zeggen. Kijk, onze militairen zijn zo stijf als een plank? Onze militairen zijn zeer goed getraind in het onder de kont schoppen van hun voorganger? Ik weet het niet en het doet er voor dit verhaal ook niet toe. Ze komen van links aangelopen en slaan dan af richting de ingang van het Mausoleum waar twee van hun collega’s als een standbeeld naast de deurposten staan opgesteld om met hen van plaats te wisselen. Geen idee waarom die derde erbij is. Misschien had hij gewoon zin om z’n benen even te strekken (in de meest letterlijke zin van het woord). Hij heeft verder totaal geen functie. Hij komt op met de twee nieuwelingen en gaat af met de twee oudgedienden.
Er is nog een man en die heeft wel degelijk een functie, want hij heeft een fluit. En die fluit gebruikt hij als een van de toeschouwers op of over de – in mijn ogen volstrekt willekeurig getrokken – gele lijn stapt. Er zal ongetwijfeld een scherpe logica achter zitten, maar deze ontgaat mij volledig. Het gaat er allemaal zeer militair rigide aan toe, zonder dat het echt vervelend wordt. Stapt iemand op of over de gele lijn dan begint hij op zijn te blazen, driftig te gebaren en vervolgens allemaal barse klanken uit te stoten. En de mensen luisteren ook wel, maar met een lach. Ik heb niet het idee dat ze bang zijn of hoeven te zijn. Het zijn zeker geen Noord-Koreaanse toestanden. Er heerst een bepaalde gemoedelijkheid.
Overigens hebben Belle en ik een hele beste dag uitgekozen voor ons bezoek aan het mausoleum. Het is maandag en dat is de rustdag van ome Ho. Het is gesloten. Dan maar naar de Tempel van de Literatuur, het Van Mieu zoals het in het Vietnamees heet.
De Tempel van de Literatuur is achthonderd jaar lang het centrum geweest van de Confuciaanse vorming in Vietnam. Het oudste deel van deze tempel dateert uit 1070. Volgens mij hadden wij in ons deel van de wereld in die tijd wel wat anders aan ons hoofd dan universiteit achtige gebouwen uit de grond te stampen en mensen vrij te houden om zich bezig te houden met zoiets in onze ogen debiels als de literatuur.
In de loop der jaren ontwikkelde het Van Mieu zich tot een bolwerk van kennis. Ieder jaar werden slechts 300 van de beste studenten van andere academies toegelaten. En die moesten tijdens hun driejarige studie de vijf Confuciaanse klassiekers en vier klassieke boeken uit hun hoofd leren (wat op zich een vreemde uitdrukking is. ‘In het hoofd leren’ lijkt mij logischer). Daarnaast moesten ze zelf ook nog officiële manuscripten, literaire teksten en gedichten schrijven De examens duurde 3 dagen en slechts weinigen slaagden voor hun doctorstitel. Tussen 1442 en 1779 zijn er slechts 1306 studenten geslaagd. Hun namen staan gebeiteld in de 82 stenen platen die door schildpadden worden gedragen, als onderdeel van het Van Mieu.
Direct bij aankomst weten Belle en ik: dit gaan wij niet doen. Mijn Boeddha wat een drukte. Lijkt wel of heel Vietnam is uitgelopen voor de Tempel van de Literatuur. Op heeft het wellicht ook nog te maken Tet? Wel leuk om te zien dat mensen hier nog zo warmlopen voor de combinatie van geschiedenis en literatuur. In Nederland zijn de mensen alleen nog voor de buis weg te sleuren voor een paasshow op de meubelboulevard of een koopzondag. Geschiedenis en literatuur? Sodemieter even een heel eind op. Dat is alleen bestemd voor die verdomde elite voor die zeldzame momenten dat ze niet bezig zijn het gewone volk een poot uit te draaien. Maar goed, voor vandaag slaan wij het even over. Morgen is er weer een dag en er is altijd nog de ANWB-gids om over de Tempel van de Literatuur te lezen. Kan ik er ook mooi uit citeren. Staat wel geleerd.
In plaats van de Tempel van de Literatuur bezoeken we een of andere happening op het terrein er tegenover. Daar is het ook druk, maar niet zo achterlijk als bij de Tempel van de Literatuur. Bij de ingang speelt een soort van bandje Vietnamese muziek, met aan de zijkanten van de muzikanten twee dames die daar heel charmant zitten te doen met waaiers. Ziet er esthetisch bijzonder fraai uit. Toevallig hebben we afgelopen zomer eenzelfde soort show gezien met een iets te mollige roodharige vrouw in de rol van charmante, esthetische sidekick. Gaf toch een ander soort ervaring dan dit. Met de nadrukkelijke vaststelling dat het er hier in Vietnam een stuk fraaier oogt. Ik weet het niet. Wat mij betreft moeten iets te mollige roodharige vrouwen achter de bar staan van een Ierse pub en bezopen kerels voor rot schelden. Dat is – wat mij betreft hè, het is maar een mening – nu eenmaal hun rol in het leven. Ze moeten in ieder geval zeker niet proberen fijnbesnaarde, tere Aziatische poppetjes uit te hangen.
Op het terrein zitten ook bijzonder veel kalligrafiemeesters. Is ook wel een ding hier; dat kalligraferen. En de gasten die zich daarmee bezighouden zien er allemaal uit als wijze heren. Ze hebben een interessant voorkomen. Geen idee of ze dat in werkelijkheid ook zijn. Misschien zijn ze wel zo stom dat de leraar vroeger tegen ze heeft gezegd ‘ga jij nou maar mooi leren schrijven, want verder wordt het niks met je. Je kunt niet eens onthouden hoeveel één plus één is. Mongool dat je d’r bent. En oh ja, als je dan toch mooischrijver wordt, moet je er wel voor zorgen dat je er een beetje interessant bij kijkt. Alsof je iets weet waar gewone stervelingen geen idee van hebben. Denk je dat dat gaat lukken?’
We wandelen terug naar het Ho Chi Minh mausoleum waar de sfeer inmiddels wat is veranderd. Er staan nog steeds twee houten klazen naast de voordeur en ook Flip de Fluiter is nog steeds nadrukkelijk aanwezig. Maar er lopen nu ook wat losse mariniers rond achter de gele lijn. En die zijn een stuk relaxter dan hun collega’s. Gewoon jonge gasten die lekker achter hun gele lijn paraderen en een beetje geintjes maken met vooral de vrouwelijke toeschouwers. Ze gaan zelfs op de foto met de mensen die dat willen; met kinderen vooral. Die mogen bij zo’n gelegenheid zelfs even op of zelfs over de gele lijn komen zonder dat Flip compleet losgaat op z’n fluit. Nee, over het algemeen krijg ik niet de indruk dat de mensen hier vreselijk worden onderdrukt door het bewind. Met de kanttekening dat ik natuurlijk alleen de buitenkant te zien krijg. Ik ben en blijf slechts een stomme toerist.
Terug in de Caballos ga ik in de receptie zitten schrijven terwijl Belle de kapper bezoekt. Gezien de warmte waarin we later tijdens de reis in terechtkomen, wil ze een kortgeknipt kapsel. De kapper is niet duur, maar dat kan er ook mee te maken hebben dat hij eigenlijk scootermonteur is. Belle vond de zaak er al raar uitzien. Je weet het af en toe niet in dit land. De ene scooterverhuurder drijft ook een restaurantje, de andere scootermonteur is ook wel eens kapper. En niet zo’n hele goeie. Kapper bedoel ik. Over zijn kwaliteiten als scootermonteur kan ik niks zeggen. Heb namelijk geen scooter bij om door hem te laten monteren. Belle’s kapsel is in ieder geval niet echt gelukt. Zelfs ik zie dat het aan de achterkant schots en scheef is geknipt. Het is zelfs zo erg dat Belle me vraagt om het een beetje te fatsoeneren. Dat is voor het eerst in m’n hele leven. Normaal gesproken vragen mensen mij vooral of ik overal vanaf en uit de buurt te blijven. En dan nu dit. Het moet niet gekker worden. Straks gaan ze me nog vragen om te babysitten.
Al met al is het een bijzondere dag geweest. We hebben de dode ome Ho niet gezien, de Tempel van de Literatuur niet bezocht en zelfs de trip naar de kapper is geen al te groot succes. Moet je als toerist of reiziger zo’n dag dan als mislukt beschouwen en verder maar vergeten? Of tellen de indrukken die we hebben opgedaan ook mee? In dat geval is het alles bij elkaar een bijzonder geslaagde dag geweest en kijken we uit naar morgen. Wie weet wat we dan allemaal gaan missen en niet gaan zien.
Lees verder: Dwalend door Hanoi