Loempia-avonturen
Tijdens de wandeling over straat passeren we een grote ruimte in een huis waar voorstelling met authentieke volksmuziek, dans en toneelspel. Is ook één van de vijf bezoekmogelijkheden van de passe-partout. Maar het is geen enkel probleem om binnen te komen zonder een knip in de kaart. Eenmaal binnen stel ik vast dat ik direct naast een vitrinekast met antiek ogend aardewerk sta. In mijn verbeelding zie ik hoe ik door een onbewust ’tikje’ van één van mijn mede-toeschouwers met veel ‘spastische’ omhaal tegen die kast aan val en voor duizenden jaren aan zorgvuldig bewaard vakmanschap om zeep help.
Ondertussen wordt op het toneel een opmerkelijk staaltje aan kungfu, dans en overacting geleverd. Uitgevoerd door drie bevallige dames en een vent met een lange, zwarte nepbaard. Ik weet niet wat ‘nepper’ is. Die baard of zijn potsierlijk strijdbare gedrag. Maar dan herken ik het gebrek aan motoriek, zijn overdreven mimiek en zijn wanhopige pogingen om toch vooral niet onopgemerkt door het leven te gaan. Dat ben ik!
Belle vertelde mij gisteren al dat er rond een uur of half vijf in de middag een groep oudere Duitsers was gearriveerd, die zich massaal in het zwembad hadden gestort. Een scène die haar deed denken aan de jaren ’80 Ron Howard film Cocoon. In die film voelt een groep ‘oude van dagen’ – zoals we het in die tijd nog noemden – zich weer helemaal jong na het zwemmen in een zwembad dat ik het geniep is geconfisqueerd door een groep buitenaardsen. Ja, ja zo zijn ze. Die buitenaardsen. Puur en alleen om hun zieke soortgenoten in leven te houden. Vandaar ook dat die aardse oudjes zich zo topfit voelden na een paar baantjes in dat zwembad. Vanmiddag ben ik getuige van het vervolg op het vervolg: Cocoon the return of the return.
Vanavond trekken we er met de fiets op uit om een restaurant te zoeken. Belle heeft vanmiddag op de weg terug iets gezien waar ze graag wil gaan eten. En in tegenstelling tot mij heeft Belle wel ruggengraat. Dus als ze zichzelf iets voorneemt, wil ze het daadwerkelijk uitvoeren. Wat volgt is een voor mij eindeloos lijkende fietstocht naar een eettentje waarvan ik vanmiddag al dacht: ‘waarom zouden we er in Boeddha’s naam per sé dáár moeten eten, terwijl de buurman ernaast en de buurman dáárnaast ongeveer hetzelfde serveren. Net als diens buurman en diens buurman en diens buurman. Het eten in Vietnam is altijd goed. Wat mij betreft.
Later vertelt Belle dat ze met haar feilloze haviksoog spek heeft zien hangen in de vitrine van het restaurant waar ze naar toe wil. Maar ja, dat kan mij op dit moment niet echt boeien. Ik stel alleen maar vast dat we keer op keer eetgelegenheden passeren waar we niet naar binnen gaan. We fietsen en fietsen totdat ik er echt genoeg van heb en roep:
‘Belle, wat zijn we aan het doen?’
‘Ik ben op zoek naar een eettentje dat ik vanmiddag heb gezien.’
‘Dat snap ik, maar ik heb niet het idee dat we daar ooit geraken. We zijn al ik weet niet hoeveel restaurants gepasseerd waar we uitstekend terecht kunnen.’
‘Het “zat” tegenover een groot, wit hotel.’
‘Kijk eens aan de rechterkant van de weg. Dat zijn allemaal grote, witte hotels.’
‘Die van vanmiddag zag er anders uit.’
Belle sputter nog even tegen, maar uiteindelijk beseft ze dat we ‘haar’ restaurantje niet meer gaat vinden en laat de keuze aan mij. En dan is het zo gepiept hè. Mijn keuzecriterium is altijd heel simpel ‘de eerste de beste’. Het restaurant van mijn ‘gebrek aan keuze’ wordt bestiert door een jonge vrouw met een kind van een jaar of drie aan haar rokken. Haar sjaggerijnige echtgenote verschijnt later ten tonele. Hij gaat aan een tafeltje geld zitten tellen, met één oog de soap op televisie volgend. Wellicht is hun band dat ze allebei heel goed zijn in multitasken. Van de diepgaande of liefdevolle gesprekken moeten de twee het in ieder geval niet hebben. De maaltijden die de vrouw – nu met het kind op haar heup – voor ons bereid, zijn smakelijk maar zeker niet zo spectaculair als het eten gisteren. Het is ook bij lange na niet voldoende, dus na afloop fietsen we verder richting het centrum.
Op een pleintje op de kop van de markt, bij de ingang van de markt nemen we plaats op de rode kinderbewaarplaatsstoeltjes van een oud omaatje en haar kleindochter. Het eten betreft geroosterd satévlees dat je van je stokje op een bedje van groentebladeren moet schuiven. Die groenten op hun beurt liggen op twee verschillende velletjes – de binnenste vochtig, de buitenste droog – bladerdeeg die je tot een loempia moet rollen, alvorens je het geheel naar binnen schuift.
Nadat de oude vrouw het één keer heeft voorgedaan, rolt Belle moeiteloos de ene na de andere loempia. Bij mij komen vlees en de groenten overal terecht, behalve op de vellen bladerdeeg. Dit uiteraard tot grote hilariteit van de oude bes en haar kleindochter. Maar uiteindelijk krijgt de ouwe medelijden met me en rolt nog een loempia voor me. Terwijl ze hiermee bezig is, valt me op hoe knokig en vooral zwart haar vingers zijn. Onwillekeurig vraag ik me af waar die handen zijn geweest sinds ze ze de laatste keer heeft gewassen. Maar volgens Belle moet ik me niet aanstellen en dooreten. Dat probeer ik, maar diep van binnen vrees ik dat dit het moment is dat ik aan de schijterij ga geraken.
Lees verder: Een bezoek aan het Champa museum