Selecteer een pagina
Saigon

Saigon

SaigonHet enige kritische commentaar dat ik op deze homestay zou kunnen hebben, is dat het ontbijt weliswaar met zeer veel zorg is bereid, maar ook wat karig is en weinig variatie kent. Gisteren geklutst ei, vandaag spiegelei sunny side up. Alle dagen 2 stukken stokbrood en 2 partjes ‘koe die lacht’ per persoon.

Bij het openmaken van de rekening zie ik tot mijn opluchting dat ze de brommerboys al hebben afgerekend. Dat scheelt straks een hoop gezeik.

Wanneer we naar de ons toegewezen brommerboys lopen, volgt een weerzien met de Italiaan die bij aankomst ook problemen had met zijn vooraf betaalde brommerboy die halverwege de reis stopte en meer geld eiste. De naam van de Italiaan is Stefano. Hij komt uit Bressasone en is een 33-jarige architect die zijn baan heeft opgezegd om vier maanden te kunnen rondreizen in het verre oosten. Hij behoort weliswaar niet echt meer tot de jeugd, maar vertoont hetzelfde soort roekeloosheid en pragmatisme als de vele jeugdige reizigers die we zijn tegengekomen.
Hij vertelt dat hij Maleisië verkiest boven Vietnam omdat ze daar Engels spreken en gemakkelijker benaderbaar zijn.

Ik kan niet anders dan hem gelijk geven. In mijn beleving spreken Vietnamezen over het algemeen geen of gebrekkig Engels en zijn òf terughoudend òf lomp. Dit laatste met name in het verkeer, bij het in- of uitstappen van bus of trein en zelfs wandelend op straat. Ze kijken werkelijk nergens naar. Maar ik ervaar dit niet per definitie als negatief. Het heeft ook iets aandoenlijks en authentieks. Ik vind het ook wel prettig dat ze zo terughoudend zijn. In het directe contact zijn ze altijd vriendelijk en hulpvaardig.

Maar goed, Stefano ervaart dat dus niet zo. Het herinnert me aan de keer dat Belle en ik vanuit Vancouver Island naar Seattle reisden. Toen dachten wij in het begin ook dat de inwoners van Seattle lompe zakken waren. Totdat we beseften dat de mensen op Vancouver Island zó vreselijk aardig waren – ik ken mensen die Vancouver Island kotsmisselijk verlieten vanwege de mierzoete vriendelijkheid van de inwoners – dat ieder ander een volstrekte klootzak leek. Zoiets moet bij Stefano ook spelen hier in Vietnam, na zijn ervaringen in Maleisië.

Stefan zat bij ons op de pont op de heenweg naar het eiland en nu ook weer op de pont terug. Hij zit bij ons in de minibus naar het Futabus station, in de ligbus en uiteindelijk ook in stadsbus nummer 2 in Saigon.
We hebben eigenlijk afgesproken om gezamenlijk tot het eindstation te rijden, maar Belle op haar app dat we vlak langs ons hotel rijden. Dus spring ik op en druk op de stopknop (één van de weinige dingen waar ik goed in ben). De conductrice begint iets in het Vietnamees te kwaken, maar als wij abrupt opstaan, stopt de bus. Geen idee wat hier oorzaak en gevolg is, maar zó gaat het nu eenmaal. Stefano besluit even onverwacht om met ons mee uit te stappen. In de consternatie slaat Belle met haar grote rugzak bijna een Vietnamees – die de twee millimeter tussen de bus en de stoeprand gebruikt om dóór te kunnen rijden – knock-out. Gelukkig loopt het goed af.
Op straat nemen we afscheid van Stefano, met de uitwisseling van e-mail en telefoongegevens. Tien minuten later zitten we op onze kamer op de vierde verdieping van Madam Cuc 127 hotel.

Het duurt niet lang voordat ik me afvraag of Saigon wel tot Vietnam behoort. De sfeer is hier zo totaal anders dan in alle andere plaatsen die we de afgelopen maand hebben bezocht. Zeker Hanoi is totaal anders.
In Saigon vind je nauwelijks streetfood, maar wel restaurantjes met terrasjes buiten. We zijn nog geen tien minuten aan het wandelen op straat of er is mij al vier keer marihuana aangeboden en één keer coke. Mijn standaard antwoord is dat wij uit Nederland komen en ook vakantie hebben van de drugs.

Belle ziet veel oudere, westerse mannen in hun eentje over straat lopen. Ze vraagt zich af of het – net als in Thailand – om kinderprostitutie gaat. Ik heb natuurlijk geen idee, maar vermoed dat – als dat het geval is – in je eentje schijnbaar doelloos rondlopen over straat de beste manier is. Waarschijnlijk wordt je daar dan als oudere man net zo gemakkelijk op aangesproken als ik op drugs. Terwijl ik helemaal niet van de drugs ben, maar van de alcohol.

Er wandelen in dit deel van de stad meer blanken rond dan Aziaten. Ik voel me er niet beter door thuis. Eerder minder. Vreemd genoeg.
Er zijn hier ook veel bars met ‘Crazy Girls’, zoals ook veelvuldig voorkomend in die schier oneindige reeks Amerikaanse Vietnamfilms (vanuit Amerikaans perspectief is het begrip Vietnamoorlog dan weer niet zo vreemd). Het herinnert mij eraan dat dit de stad was waar de Amerikaanse GI’s of Grunts naar toe kwamen om te ontspannen. Met drank, drugs en ‘Crazy Girls’.

We nemen plaats op één van de fancy terrassen die deze uitgaansstraat rijk is en bestellen een biertje en een wijntje.
‘Wijn …? Wijn …?’ De ober trekt een gezicht alsof het woord voor het eerst hoort.
‘Wijn ja’, zegt Belle. ‘Heeft u wijn?’
‘Ja.’
‘Dan wil ik een rode wijn.’
‘Rode wijn …? Rode wijn …?’ Zelfde gezicht.
‘Ja. U zegt dat u wijn heeft. Heeft u rode wijn?’
‘Ja.’
‘Dan wil ik graag een rode wijn.’
‘Rode wijn …? Rode wijn …?’
‘Witte wijn dan? Heeft u witte wijn.’
‘Ja.’
‘Goed. Geeft u mij dan maar een witte wijn.’
‘Witte wijn …? Witte wijn …?’
‘Weet u wat? De kleur maakt me niet uit. Breng mij maar een wijntje Okay?’
‘Okay’, zegt de ober. Hij draait zich om, loopt naar binnen en komt enige tijd later met een lekker gekoeld Tiger biertje naar buiten te komen. De kilte parelt lang de huid van het blikje naar beneden. Die is voor mij bestemd, dat zie ik zo. Maar juist op dat geweldige moment van overhandiging, ziet hij drie mensen plaatsnemen aan een ander tafeltje op het terras. Zonder enige aarzeling loopt hij – met het biertje waarvan ik de smaak al in mijn mond proefde nog op zijn dienblad – naar het tafeltje met nieuwelingen om de bestelling op te nemen. Om vervolgens – met mijn steeds warmer wordende biertje nog steeds op zijn dienblad – naar binnen te lopen. Waarschijnlijk om de bestelling van de nieuwelingen door te geven. En inderdaad komt hij even later naar buiten om het inmiddels iets opgewarmde biertje vóór mij op het tafeltje te zetten.
Geen wijntje voor Belle
Hij loopt weer naar binnen en komt na een minuut of vijf naar buiten met de bestelling voor de drie nieuwelingen.
Geen wijntje voor Belle.
‘Ik denk dat het niets gaat worden met dat wijntje’, stelt Belle nuchter vast.
Haar stelling wordt bevestigd wanneer de ober naar buiten komt en languit op het zadel van een scooter voor ons gaat liggen pitten.
Geen wijntje voor Belle.

We rekenen het biertje af en gaan op zoek naar een andere horecagelegenheid. Onderweg passeren we een terrasje met streetfood zoals we zo goed kennen uit andere delen van Vietnam. Een vrouw maakt een uitnodigend gebaar. Wij geven aan dat we straks terugkomen. De vrouw lacht smalend.

Op het volgende terras bestelt Belle een wodka. Dat hebben ze, Boeddhazijdank.
Ze draaien hier westerse muziek. Britney Spears. ‘Baby, hit me one more time.’ Okay lady, hier komt-ie: Splash! ‘Oops, I did it again.’ Zelf om gevraagd.

Terug op het streetfoodterras. Ze serveren veel schelp- en schaaldieren. Belle gaat voor de kokkels. Ik voor het oude, vertrouwde bordje mihoen met rundvlees. Avontuurlijk als ik ben.
Ook Belle kiest de veilige weg van de wodka en krijgt een hele literse fles. Alles wat je buiten bier bestelt is hier een probleem. Voor zover je het bezit van een hele fles wodka een probleem kunt noemen. Het niet hebben van een fles wodka, dát is pas een probleem.

Twee zwaar getatoeëerde Aussies nemen plaats aan het mini-tafeltje naast ons. Ze bestellen:
‘Een groot bord gebakken mie met kip en twee Saigon bier.’
Blijkbaar net zo avontuurlijk ingesteld als ik.
‘Kip alleen met rijst.’
‘Gebakken mie met kip, zonder groenten en twee Saigon bier’, antwoordt de Aussie onverstoorbaar.
‘Kip alleen met rijst’, antwoordt de serveerster even stoïcijns.
Het is hetzelfde liedje als in de broodjeszaak in Hanoi: de ingrediënten zijn allemaal aanwezig en niet moeilijk te combineren, maar het gerecht staat als geheel niet op de kaart staat en bestaat dus niet.
De Aussie reageert met ‘Yeah’ en doet er vervolgens het zwijgen toe. De serveerster wacht nog even of er iets volgt. Als dat niet het geval blijkt, loopt ze terug naar binnen om twee Saigon biertjes te halen. Ze presenteert de biertjes staand aan de tafel van de Aussies, maar zet ze niet neer.
‘Wij betalen met dollars.’
‘Geen dollars, maar dong.’
‘Dollars.’
‘Dong.’
‘Dollars.’
Uiteindelijk neemt de serveerster de biertjes mee naar binnen en de twee Aussies verdwijnen vrijwel direct van het terras. Dat heeft ze uitstekend opgelost.

SaigonTerug in de lobby van ons hotel worden we zoals altijd begroet door de supervrolijke receptioniste met de iedere dag anders gekleurde nepnagels. Bij het verlaten van het hotel roept ze ons standaard ‘See you later alligator’ na en bij binnenkomst zegt ze even standaard ‘Hallo Vin Diesel’. Omdat ik volgens haar op Vin Diesel zou lijken. Maar volgens mij is mijn kale kop de enige overeenkomst met die filmacteur. Zijn spiermassa bevindt zich namelijk rond zijn schouders, armen en borstkas. Die van mij is vooral naar mijn buik gezakt. Ik zeg dan ook altijd tegen haar dat ik de oudere broer van Vin Diesel ben, Fat Diesel. Waarop ze iedere keer weer even hard moet lachen: ‘Je bent altijd zo grappig.’ Waar ze deze keer aan toevoegt: ‘Mag ik jullie voorstellen aan Brisbane. Hij komt uit Australië.’

Brisbane zet een streep door onze theorie dat alle rondwandelende oudere mannen potentiële pederasten zijn. Het zoveelste vooroordeel naar de kloten. Wanneer houdt dat toch eens op?
Brisbane is door zijn kinderen voor een drieweekse reis naar Cambodja en Vietnam gestuurd. Een reis die hij oorspronkelijk had gepland door zijn vrouw en hemzelf. Maar die reis was niet doorgegaan omdat zijn vrouw op een zeer vervelende manier was gaan dementeren. Ze lijkt enkel nog te bestaan om hem te sarren en te vernederen met een extreem promiscue gedrag. Zo vertelde hij met later in een uitgebreid interview (ik heb in het jaar ervoor een boek geschreven aan de hand van interviews met partners van jong dementerende mensen). Ondanks alle ellende die ze hem brengt, mist hij haar blonde haren en blauwe ogen. Hij is overduidelijk nog straalverliefd op haar.

’s Nachts na het ontlasten mijn handen al lekker ingezeept als ik er achter kom dat er geen water is. Daarom mijn handen maar droog afgeveegd aan de handdoek. ’s Ochtends ligt de hele benedenverdieping opengebroken. Madam Cuc 127 hotel lijkt een serieus probleem te hebben. Maar zoals mij inmiddels bekend zijn Vietnamezen meesters van de geïmproviseerde organisatie. Ik krijg een emmer mee naar boven en mag me melden wanneer ik meer nodig heb.

Dat zijn zo ongeveer de laatste schermutselingen die we beleven in Saigon. We moeten pakken onze spullen in en nemen de rugzakken mee naar beneden om in de lobby te wachten op de taxi die de receptioniste voor ons heeft besteld. Wanneer we de taxi zien voorrijden geven we de vrolijke noot nog snel even een mooie tip voordat we onze rugzakken oppakken en naar buiten lopen. ‘See you later alligator’, klinkt het opgewekt achter ons. ‘in a while crocodile’, roep ik manmoedig terug. Maar het stemt me niet vrolijk deze keer. In de wetenschap dat het een definitief afscheid is. Geen verschrikkelijk drama, maar het begin van de gebruikelijke vakantieblues.

Lees verder: Terug naar Uden